Op 9 januari 2015 heeft de rechter-commissaris van de Rechtbank Oost-Brabant, mr. A.G.A.M. van de Ven, een beslissing genomen in een strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte, waarbij de uitlevering van stukken door de Officier van Justitie was gevorderd. De zaak betreft de uitlevering van documenten van [bedrijf 1] en [bedrijf 2], waarbij de geheimhouder stukken aan de orde zijn. De Officier van Justitie, mr. F.E. de Nerée tot Babberich, had op 13 oktober 2014 de uitlevering gevorderd op basis van de artikelen 126nd/ud van het Wetboek van Strafvordering en artikel 81 van de Algemene Wet inzake Rijksbelasting. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat er een aantal geheimhouder stukken zijn, waarvan de geheimhouders in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over hun verschoningsrecht. De rechter-commissaris heeft bepaald dat de stukken in drie categorieën moeten worden ingedeeld: geheimhouder stukken, geen geheimhouder stukken en twijfelgevallen. De onderzoekers, die niet betrokken zijn bij het strafrechtelijk onderzoek, hebben de opdracht gekregen om een inventarisatie van de stukken te maken. De rechter-commissaris heeft de procedure uiteengezet voor de behandeling van de stukken, waarbij de geheimhouders zullen worden aangeschreven en de stukken die geen geheimhouder stukken zijn, in handen van het OM zullen worden gesteld. De beslissing is genomen met het oog op de belangen van zowel de verschoningsgerechtigden als de opsporingsbelangen. De rechter-commissaris heeft ook aangegeven dat de stukken die buiten de onderzoeksperiode vallen, aan [bedrijf 1] zullen worden teruggegeven. De beslissing is in handen gesteld van de Officier van Justitie en zal worden verzonden naar de betrokken partijen.