In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 februari 2015 een beslissing genomen in een klaagschrift dat op 28 oktober 2014 was ingediend. Klagers, vertegenwoordigd door hun raadsman mr. Th.J. Kelder, kwamen op tegen de inbeslagneming van voorwerpen en gegevens, waaronder potentiële geheimhoudersstukken en usb-sticks. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inbeslagname van deze stukken onrechtmatig was, omdat klagers niet in de gelegenheid waren gesteld om de geheimhouders te benaderen en hun standpunt over de geheimhoudersstukken kenbaar te maken. De officieren van justitie, mr. W.J.V. Spek en mr. F.W. de Nerée tot Babberich, stelden dat klagers niet-ontvankelijk verklaard moesten worden, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank oordeelde dat klagers 2 en 3, die de usb-sticks en geheimhoudersstukken in bezit hadden, niet verplicht waren deze uit te leveren zonder dat de geheimhouders hun standpunt hadden kunnen geven. De rechtbank heeft het klaagschrift van klagers 2 en 3 gegrond verklaard en gelast dat de in beslag genomen stukken en usb-sticks aan hen worden teruggegeven. Voor klager 1, klager 4 en klager 5 werd het beklag niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank had besloten tot teruggave aan klager 2 en klager 3.