ECLI:NL:RBOBR:2014:90

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 januari 2014
Publicatiedatum
8 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_4370
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en herziening van jobcoachvoorziening voor jonggehandicapte

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 9 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een jobcoachorganisatie, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De zaak betreft de toekenning van een jobcoachvoorziening aan een jonggehandicapte, [persoon 1], voor de periode van 24 september 2012 tot en met 21 maart 2013. Eiseres had eerder een vergoeding voor jobcoaching ontvangen, maar het UWV heeft later besloten dat deze vergoeding ten onrechte was toegekend. Dit besluit werd op 15 mei 2013 aan eiseres meegedeeld, maar niet op de juiste wijze bekendgemaakt aan [persoon 1]. De rechtbank oordeelt dat het herzieningsbesluit niet rechtsgeldig is, omdat het niet aan de jonggehandicapte is bekendgemaakt, maar alleen aan de jobcoachorganisatie. Hierdoor is het besluit niet in werking getreden, en het bezwaar van eiseres tegen het herzieningsbesluit had niet inhoudelijk beoordeeld moeten worden. De rechtbank verklaart het bezwaar van eiseres alsnog niet-ontvankelijk en vernietigt het bestreden besluit van het UWV. Tevens wordt het UWV opgedragen het door eiseres betaalde griffierecht van € 44,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 13/4370

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2014 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

(gemachtigde: J.L.M. Hendrikx),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

te Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 15 mei 2013 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat voor [persoon 1] over de periode van 24 september 2012 tot en met 21 maart 2013 ten onrechte een vergoeding voor jobcoaching is toegekend.
Het hiertegen door eiseres ingediende bezwaarschrift is door verweerder bij besluit van
8 augustus 2013 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 21 november 2013 heeft verweerder een aantal vragen van de rechtbank beantwoord.
Partijen hebben desgevraagd toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarop heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1.
Aan [persoon 1] (hierna: [persoon 1]) is in het kader van een proefplaatsing bij Stichting Talentspoor over de periode van 21 juni 2012 tot en met 20 september 2012 een voorziening in de vorm van vergoeding voor de kosten van een jobcoach toegekend. Eiseres heeft in haar hoedanigheid van jobcoachorganisatie zorg gedragen voor de begeleiding van [persoon 1].
2.
Bij besluit van 21 december 2012 heeft verweerder aan [persoon 1] meegedeeld dat ook over de periode van 24 september 2012 tot en met 21 maart 2013 vergoeding van de kosten voor een jobcoach zal plaatsvinden, en betaling rechtstreeks aan eiseres zal geschieden. Bij brief van gelijke datum is eiseres van deze toekenning in kennis gesteld.
3.
Bij brief van 15 mei 2013 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat over de periode van 24 september 2012 tot en met 21 maart 2013 ten onrechte jobcoaching is toegekend omdat niet aan de gestelde voorwaarden werd voldaan. Het besluit van 21 december 2012 komt hiermee te vervallen.
4.
Op 20 juni 2013 is door verweerder een bezwaarschrift, gericht tegen de brief van
15 mei 2013 ontvangen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
5.
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerder het bezwaar van eiseres terecht ontvankelijk heeft geacht en dit bezwaar inhoudelijk heeft beoordeeld.
6.
Verweerder heeft desgevraagd aangegeven dat de brief van 15 mei 2013 moet worden aangemerkt als een herzieningsbesluit waarbij de eerdere toekenning van de jobcoach voorziening aan [persoon 1] over de periode van 24 september 2012 tot en met 21 maart 2013 met terugwerkende kracht is ingetrokken. Voorts heeft verweerder het standpunt ingenomen dat eiseres als belanghebbende bij het herzieningsbesluit van 15 mei 2013 is aan te merken omdat zij de jobcoaching heeft verricht en daarvoor rechtstreeks uit de publieke middelen is betaald.
7.
Daargelaten de vraag of eiseres als belanghebbende bij de in bezwaar aangevochten besluitvorming kan worden aangemerkt, stelt de rechtbank vast dat het herzieningsbesluit van 15 mei 2013 niet op de in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb voorgeschreven wijze aan [persoon 1] bekend is gemaakt. De rechtbank merkt daarbij op dat een voorziening in de vorm van een jobcoach ingevolge artikel 2.22, eerste lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) wordt toegekend aan de jonggehandicapte. Besluitvorming aangaande de toekenning, intrekking en terugvordering van een dergelijke voorziening dient derhalve, mede gelet op de artikelen 2.58, eerste lid en onder b, en 2.59 van de Wet Wajong, plaats te vinden door middel van een aan de jonggehandicapte gericht besluit en niet door middel van een briefwisseling met de jobcoachorganisatie.
8.
Nu het herzieningsbesluit van 15 mei 2013 niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, is dit, gelet op artikel 3:40 van de Awb, niet in werking getreden. Het bezwaar van eiseres is reeds om die reden niet-ontvankelijk te achten. Nu in het bestreden besluit ten onrechte inhoudelijk op het bezwaar is beslist, kan dit besluit wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:11, eerste lid, van de Awb niet in stand blijven. Doende wat verweerder had behoren te doen zal de rechtbank het bezwaar van eiseres alsnog niet-ontvankelijk verklaren en in zoverre haar uitspraak in de plaats stellen van het vernietigde besluit.
9.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Nu van eiseres een bedrag van € 44,- is geheven, zal de rechtbank verweerder tot betaling van dit bedrag veroordelen. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaar van eiseres alsnog niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre treedt in de plaats van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.J.M. Weyers, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.C.J Kohl, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.