In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 27 februari 2014, staat de waardebepaling van een bedrijfsobject centraal. Eiser, eigenaar van het Winkelcentrum Woensel 402-404 te Eindhoven, heeft beroep ingesteld tegen de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 1.115.000 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) per waardepeildatum 1 januari 2012. De heffingsambtenaar handhaafde deze waarde na bezwaar, waarop eiser in beroep ging. Tijdens de zitting op 18 februari 2014 was eiser niet aanwezig, maar de gemachtigde van de verweerder, mr. J.A.H. Hijzelaar, was wel aanwezig, bijgestaan door taxateur G.M.P. de Jonghe.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er significante verschillen zijn in de gebruikte vergelijkingsobjecten voor de waardebepaling. De verweerder kon geen aannemelijke verklaring geven voor deze verschillen, en eiser slaagde er niet in om zijn verdedigde waarde van € 992.000 aannemelijk te maken. De rechtbank heeft de waarde van het bedrijfsobject uiteindelijk in goede justitie vastgesteld op € 1.050.000, waarbij het beroep gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht van € 44,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.