Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[A],
[B],
[C],
[D],
[E],
[F],
[G],
[H],
[I],
1.De procedure
In de hoofdzaak
- het tussenvonnis van 20 november 2013,
- het proces-verbaal van voortzetting van comparitie, gehouden op 10 januari 2014.
- het incidenteel vonnis van 24 juli 2013,
- de brief van de rechtbank aan Achmea d.d. 6 januari 2014,
- het proces-verbaal van voortzetting van comparitie, gehouden op 10 januari 2014.
- de incidentele conclusie van 8 oktober 2013,
- de incidentele antwoordconclusie van Servatius van 4 december 2013,
- het proces-verbaal van voortzetting van comparitie, gehouden op 10 januari 2014.
2.De feiten in conventie
Besluit: de RvT gaat akkoord met de oprichting van de bouw- en exploitatiemaatschappij Campus Maastricht BV conform de door haar ontvangen concept statuten.”
3.Het geschil in conventie
De vorderingen
4.De beoordeling in conventie
- het was Servatius verboden deel te nemen aan het commerciële deel van het project wegens strijd met haar kerntaak en haar statutaire doel als woningstichting;
- de toestemming van de Minister was aan strikte voorwaarden verbonden;
- het was een ‘extreem groot’ project voor Servatius;
- Servatius had slechts beperkte ervaring met commerciële activiteiten;
- Servatius had een veelomvattende rol in het project en was - zolang de gemeente en de universiteit niet deelnamen - enig risicodrager;
- de RvT is gewaarschuwd voor de risico’s van het project, onder andere door haar eigen toenmalige voorzitter Smeets, maar ook door adviseurs zoals IMG en Deloitte;
- er waren duidelijke indicaties dat [A] zich niet hield aan met de RvT gemaakte afspraken en bewust de grenzen van zijn taken en bevoegdheden opzocht (en overschreed).
naar ratogaranties voor het commerciële deel zou mogen afgeven”. Ter zitting van 10 januari 2014 hebben de daar aanwezige toezichthouders ([I] uitgezonderd, die op dit punt niet is bevraagd) anders verklaard, te weten dat het besluit ongelukkig staat genotuleerd. Hun bedoeling zou zijn geweest om slechts te besluiten dat de financiële deelname van Servatius conform de aanwijzing van de Minister € 2 miljoen (40% van de kapitaalinbreng) mocht bedragen. De toegestane deelname in het kapitaal van Campus BV is volgens hen abusievelijk een ‘garantstelling’ genoemd. De raadsman van gedaagden sub 2 t/m 8 heeft daarop ter zitting geconcludeerd dat wat hij eerder in de processtukken heeft aangegeven over de toestemming die de toezichthouders zouden hebben gegeven voor een garantstelling voor 40% van de kosten van het commerciële deel van het project, op een fout van zijn kant berust. Volgens genoemde toezichthouders blijkt ook uit de notulen dat de RvT de term garantstelling op een andere wijze heeft gebruikt dan het instaan voor de verplichtingen van een andere partij, te weten voor de financiële verplichtingen van Servatius ten aanzien van het Campusproject.
9.633,00(3,0 punten × tarief € 3.211,00)
9.633,00(3,0 punten × tarief € 3.211,00)
5.De feiten in reconventie
6.Het geschil in reconventie
7.De beoordeling in reconventie
Vordering sub (a)
8.In het incident door gedaagden sub 2 t/m 8 en Achmea
9.In het incident door gedaagden sub 1 en 9
10.De beslissing
woensdag 26 maart 2014om deze partijen gelegenheid te bieden zich uit te laten over de gewenste voortgang van de zaak, dan wel over de vraag welke schadeposten hun oorzaak vinden in het door de rechtbank vastgestelde onbehoorlijk handelen van [A] begin juli 2008 (zie 4.36),