ECLI:NL:RBOBR:2014:7661

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
14_2084
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van subsidie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Multicultureel Centrum, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond, verweerder. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van een subsidie van € 10.000,- die aan eiseres was verleend. Eiseres had niet voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie waren verbonden, waaronder het tijdig verantwoorden van de besteding van het subsidiebedrag. Verweerder heeft het subsidiebesluit van 17 december 2012 ingetrokken, omdat eiseres niet kon aantonen dat de subsidie was besteed aan de in het besluit genoemde doeleinden. Eiseres stelde dat zij erop mocht vertrouwen dat zij niet aan deze verplichtingen hoefde te voldoen, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet kon aantonen dat dit vertrouwen gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat verweerder bevoegd was om de subsidie in te trekken en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/2084

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 december 2014 in de zaak tussen

Stichting Multicultureel Centrum, te Helmond, eiseres

(gemachtigde: mr. J.W. de Rijk),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond, verweerder

(gemachtigden: W.M.H. Martens en mr. H.H.W.M. Jacobs).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder het besluit om subsidie te verlenen aan eiseres ingetrokken en het aan eiseres verstrekte bedrag ter hoogte van € 10.000,- teruggevorderd.
Bij besluit van 6 mei 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2014. Eiseres heeft zich doen vertegenwoordigen door haar bestuurslid [persoon 1], vergezeld door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiseres is opgericht in oktober 2012 en heeft als doel de Molenstraat in Helmond, in samenwerking met Centrum-management, Wijkraad, ondernemers en bewoners, te promoten als multiculturele aanloopstraat van het Centrum, en deze straat aantrekkelijker en levendiger te maken voor bezoekers uit en buiten Helmond.
Bij een ongedateerde brief heeft eiseres bij wethouder [persoon 2] (de wethouder) een verzoek ingediend tot verstrekking van een bedrag van € 10.000,- “voor de aanschaf van benodigdheden zoals meubilair, een bar, een pooltafel enzovoort”.
Bij brief van 17 december 2012, ondertekend door een programmamanager van verweerders gemeente, is het volgende aan eiseres medegedeeld:
“(…)
Zoals afgesproken met wethouder [persoon 2] in het kader van de Task Force Centrum zal de gemeente Helmond een stimuleringsbijdrage vaststellen van € 10.000,-. Doel is de stimulering van bezoek aan het Helmondse centrum.
Graag ontvangen wij van u alle relevante rekeningen, uiterlijk 6 maanden na dagtekening verzending, inzake de verantwoording van de besteding van dit bedrag. Zoals door u aangegeven voor de aanschaf van o.a. meubilair, bar, pooltafel enz. (…)”
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de brief van 17 december 2012 aangemerkt als een besluit tot subsidieverlening, besloten om dit besluit in te trekken en om het op grond daarvan aan eiseres toegekende voorschotbedrag volledig terug te vorderen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder onder verwijzing naar het advies van de bezwaarcommissie het bij het primaire besluit ingenomen standpunt gehandhaafd.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder niet bevoegd is tot intrekking van het subsidiebesluit van 17 december 2012 op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat dit besluit niet slechts moet worden aangemerkt als een besluit waarbij subsidie is verleend, maar ook als een besluit waarbij de verleende subsidie is vastgesteld.
4.1.
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 mei 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BD1474) overweegt de rechtbank dat uit de artikelen 4:29 en 4:46, eerste lid, van de Awb volgt dat in beginsel voorafgaand aan de te subsidiëren activiteit of tijdvak een beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven en dat de subsidie wordt vastgesteld nadat de gesubsidieerde activiteit heeft plaatsgevonden. Daarmee wordt de voorwaardelijke aanspraak die bij de subsidieverlening is gegeven omgezet in een onvoorwaardelijke.
4.2.
Onder de gedingstukken bevinden zich de ongedateerde aanvraagbrief van eiseres, het subsidiebesluit van 17 december 2012 en de brief van eiseres, waarnaar de wethouder verwijst in een e-mailbericht van 13 januari 2013. Uit de inhoud en de strekking van de beschikbare gedingstukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verleende stimuleringsbijdrage is verstrekt met het oog op de ten tijde van het subsidiebesluit van
17 december 2012 nog te verwachten, toekomstige bestedingen door eiseres. Reeds om die reden kan eiseres niet worden gevolgd in haar standpunt dat bij dit subsidiebesluit de subsidie ook is vastgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
5. De rechtbank is voorts van oordeel dat ook de beroepsgrond van eiseres dat verweerder niet bevoegd was het subsidiebesluit van 17 december 2012 in te trekken, omdat zij erop mocht vertrouwen dat die subsidie rechtsgeldig was verleend, faalt.
5.1
Van belang is dat eiseres niet heeft voldaan aan de in het subsidiebesluit van
17 december 2012 gestelde verplichting om uiterlijk zes maanden na verzending van die brief verantwoording af te leggen over de besteding van het toegekende bedrag door middel van het overleggen van relevante rekeningen. Evenmin is eiseres erin geslaagd om haar stelling dat de verleende subsidie is besteed aan de in dit besluit genoemde doeleinden, op een objectiveerbare en verifieerbare wijze te onderbouwen. Gelet op het bepaalde in artikel 4:48, eerste lid, onder a en b, van de Awb was verweerder daarom bevoegd om de subsidieverlening in te trekken.
5.2.
Voor zover eiseres in beroep heeft gesteld dat zij erop mocht vertrouwen dat zij niet gehouden was om aan de in het subsidiebesluit van 17 december 2012 genoemde verplichtingen te voldoen, moet worden geoordeeld dat eiseres er niet in is geslaagd om feiten of omstandigheden aan te dragen op grond waarvan aannemelijk is dat zij het door haar gestelde vertrouwen gerechtvaardigd kon hebben. Dat eiseres, zoals zij heeft gesteld, erop mocht vertrouwen dat de wethouder rechtsgeldig heeft gehandeld, is niet relevant bij de beoordeling of eiseres heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen en kan dus niet afdoen aan de bevoegdheid van verweerder de subsidie op grond van evenbedoelde bepalingen in te trekken.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, en mr. J.M.H. Rijken – Lie en mr. A. Venekamp, leden, in aanwezigheid van mr. C.G.M. Kosman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.