ECLI:NL:RBOBR:2014:6599

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
4 november 2014
Zaaknummer
SHE 14/3618
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor bioscoopbouw

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 29 oktober 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de bouw van een bioscoop in Eindhoven. De verzoekster, die een bestaande bioscoop in de nabijheid exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, dat op 9 oktober 2014 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de verbouwing van de tweede verdieping van het Admirant tot bioscoop. De verzoekster vreesde dat de komst van de nieuwe bioscoop negatieve gevolgen zou hebben, niet alleen financieel, maar ook op andere gebieden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was, omdat de bouw al in volle gang was en de vergunninghouder de bouw voor kerst 2014 wilde afronden, wat zou leiden tot een onomkeerbare situatie.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanduiding "Bioscoop" op de gronden met de bestemming "Centrum 1" betekent dat daar uitsluitend een bioscoop is toegestaan. Op andere gronden met dezelfde bestemming zijn echter ook andere vormen van cultuur en ontspanning toegestaan. De voorzieningenrechter concludeerde dat de omgevingsvergunning niet in strijd was met het bestemmingsplan, omdat de eerder verleende bouwvergunning voor een bioscoop met dezelfde bezettingsgraad al onherroepelijk was. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat bij de beoordeling van de parkeereisen alleen rekening gehouden hoeft te worden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan, en dat een eventueel bestaand tekort buiten beschouwing kan worden gelaten.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het bezwaar tegen de omgevingsvergunning naar verwachting ongegrond zal worden verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/3618
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 oktober 2014 in de zaak tussen
[verzoekster], te [vestigingsplaats], verzoekster
(gemachtigde: mr. P.W.G.M. Christophe),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder
(gemachtigde: mr. T. Peels).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghoudster],(vergunninghoudster) te [vestigingsplaats], (gemachtigde: mr. A. Kaspers).

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van de 2ͤ verdieping Admirant tot bioscoop aan [adres], kadastraal bekend gemeente Eindhoven, sectie D, [nummer] (verder: de projectlocatie).
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2014. Namens verzoekster zijn verschenen [persoon 1] en [persoon 2], bijgestaan door verzoeksters gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Namens vergunninghoudster zijn verschenen [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5], bijgestaan door vergunninghoudsters gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Verzoekster exploiteert een bioscoop in de directe omgeving van de projectlocatie. De bouw van de vergunde bioscoop is in volle gang en vergunninghoudster wil de bouw afronden voor kerst 2014. Dan ontstaat een onomkeerbare situatie. Niet op voorhand valt uit te sluiten dat de komst van een nieuwe bioscoop gevolgen heeft voor verzoekster en dat de gevolgen, mede gelet op de ligging van deze bioscoop, niet louter beperkt blijven tot financiële gevolgen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster reeds hierom voldoende spoedeisend belang en is het verzoek ten aanzien van dit punt niet in strijd met artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. In de door vergunninghoudster aangehaalde rechtspraak ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een ander oordeel. De genoemde uitspraak van de rechtbank Utrecht van 29 april 2008 (ECLI:NL:RBUTR:2008:BD1981) betrof een handelsvergunning voor een geneesmiddel zonder ruimtelijk relevante gevolgen. De uitspraak van de rechtbank Maastricht van 24 oktober 2007 (ECLI:NL:RBMA:2007:BB7251) betrof de verplaatsing van een markt waar de deelnemende marktexploitanten zich tegen verzetten. De uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: Afdeling) van 10 maart 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT0532 betrof een verzoek van een concurrerende supermarkt over een reeds voltooide supermarkt. Dit zijn andere gevallen.
3. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten. Op 18 oktober 2007 heeft verweerder een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en een bouwvergunning verleend ten behoeve van de bouw van het zogeheten 'Groot Blok' waar winkels, horeca en een bioscoop zouden worden ondergebracht. De projectlocatie ligt op de plek van het 'Groot Blok'. Op 20 mei 2008 heeft verweerder een bouwvergunning verleend voor een gewijzigde uitvoering van de casco van de tweede verdieping ten behoeve van een bioscoop met bezettingsgraad 3. Deze vergunning is gewijzigd op 24 november 2009. Hierbij zijn onder meer de indeling en de bezettingsgraad gewijzigd (van 3 naar 2).
4. Op basis van het bestemmingsplan "Binnenstad" hebben de gronden van de projectlocatie de bestemming "Centrum 1". Ingevolge artikel 3.1 van de planvoorschriften zijn de voor "Centrum 1" aangewezen gronden bestemd voor cultuur en ontspanning met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "bioscoop" de betreffende gronden zijn aangewezen voor een bioscoop met bijbehorende voorzieningen. In artikel 32.1 van de planvoorschriften is het volgende bepaald: "Indien de omvang of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, moet in, op of onder dat gebouw dan wel op het bij het gebouw horende perceel, afhankelijk van de bestemming, grootte en bereikbaarheid per openbaar vervoer, een door burgemeester en wethouders conform de Parkeernormen te bepalen aantal parkeerplaatsen aanwezig zijn.".
In het bestemmingsplan is slechts op één locatie een aanduiding "bioscoop" opgenomen, namelijk ter plaatse van de bioscoop Pathé aan de Dommelstraat. In de toelichting op het bestemmingsplan is aangegeven dat de bedoeling is geweest om de bestaande situatie positief te bestemmen. Verder wordt vermeld dat de toegelaten functies binnen de bestemming "Centrum 1" overeenkomstig de bestaande situatie zijn.
5. Bij de uitleg van een bestemmingsplan wordt eerst gekeken naar de tekst van de planvoorschriften, dan naar de toelichting en dan naar het normaal spraakgebruik. Een bioscoop valt binnen de functie ‘cultuur en ontspanning’. De voorzieningenrechter begrijpt het hierboven genoemde planvoorschrift aldus dat op de plek met aanduiding "Bioscoop" alleen een bioscoop is toegelaten en geen andere vormen van cultuur en ontspanning, terwijl op de overige gronden met de bestemming "Centrum 1", waaronder de locatie van verzoekster zelf, een bioscoop wel is toegelaten evenals andere vormen van cultuur en ontspanning. Overigens is er al langere tijd op de locatie van verzoekster een bioscoop en is voor de vaststelling van het bestemmingsplan een bouwvergunning verleend voor een bioscoop op de projectlocatie. De hierboven geschetste uitleg sluit aan bij de toelichting op van het bestemmingsplan om functies toe te laten conform de bestaande situatie.
6. Conform vaste rechtspraak met betrekking tot de uitleg van artikel 2.5.30 van de (model)bouwverordening, zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BC3609) behoort bij de beoordeling of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan. Een eventueel bestaand tekort kan als regel buiten beschouwing worden gelaten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze vaste rechtspraak van overeenkomstige toepassing is in dit geval, waar de beoordeling van de parkeergelegenheid plaats vindt op basis van de parkeereis in het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter stelt vast dat op de projectlocatie al een bouwvergunning was verleend ten behoeve van een bioscoop met dezelfde bezettingsgraad. Deze bouwvergunning is onherroepelijk. Het moet ervoor worden gehouden dat hierbij is getoetst aan de parkeereis in de toen geldende bouwverordening die inhoudelijk niet wezenlijk verschilt met de parkeereis in het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter ziet niet in hoe de thans verleende omgevingsvergunning voor een bioscoop met dezelfde bezettingsgraad zou kunnen leiden een toename van de parkeerbehoefte ten opzichte van de eerder vergunde situatie.
7. De omgevingsvergunning is niet in strijd met het geldende bestemmingsplan. Het bezwaar tegen de omgevingsvergunning zal naar verwachting door verweerder ongegrond worden verklaard. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.