In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een appartement in het Paleiskwartier te 's-Hertogenbosch. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde M. Croes, was het niet eens met de door de heffingsambtenaar van de gemeente vastgestelde waarde van € 223.000 per waardepeildatum 1 januari 2012. De heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door mr. P.J.A.M. van Sleuwen, had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en had deze gehandhaafd na een bezwaarprocedure. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 182.000.
Tijdens de zitting op 22 september 2014 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiser voerde aan dat de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar waren gebruikt niet representatief waren en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de verschillen in inhoud en oppervlakte. De rechtbank oordeelde echter dat de door de heffingsambtenaar ingebrachte vergelijkingsobjecten goed vergelijkbaar waren met de woning van eiser en dat de waarde van € 223.000 niet te hoog was. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar zijn bewijslast had voldaan en dat de door hem verdedigde waarde terecht was.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.