In deze zaak gaat het om een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een appartement in 's-Hertogenbosch. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde M. Croes, heeft bezwaar gemaakt tegen de waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgesteld op € 264.000 per waardepeildatum 1 januari 2012. De heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door mr. P.J.A.M. van Sleuwen, heeft de waarde gehandhaafd na een eerdere uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft op 15 oktober 2014 de zaak behandeld, waarbij de eiser en de verweerder hun standpunten hebben toegelicht. De eiser betwist de waarde en stelt dat deze te hoog is, terwijl de verweerder de waarde verdedigt op basis van een taxatierapport van ing. P.H.R.J. Roijmans.
De rechtbank heeft overwogen dat de verweerder de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank heeft de vergelijkingsobjecten die door de verweerder zijn aangedragen, beoordeeld en geconcludeerd dat deze objecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de eiser. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over de waarde verminderende omstandigheden, zoals de ligging van het balkon, in overweging genomen, maar heeft geoordeeld dat deze niet voldoende onderbouwd zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de door de verweerder vastgestelde WOZ-waarde van € 264.000 niet te hoog is en heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.