Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 september 2014 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een topfunctionaris, eiser, en het algemeen bestuur van de Atlant Groep, verweerder, over de toepassing van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO) na het ontslag van eiser. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D.E. de Hoop, heeft tegen het besluit van verweerder, dat op 11 juli 2014 werd genomen, beroep ingesteld. Dit besluit weigerde toepassing te geven aan artikel 10d:4 van de CAR-UWO, dat een passende regeling bij ontslag voorschrijft. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. V.L.S. van Cruijningen, stelde dat de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector (WNT) een maximale vergoeding van € 75.000,- oplegt, waardoor hij geen passende regeling kon treffen die deze grens overschreed.
De rechtbank oordeelde dat het beginsel van een behoorlijke belangenafweging vereist dat een ontslag, zoals in deze zaak, gepaard moet gaan met een passende regeling. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en besloot zelf in de zaak te voorzien door eiser een vergoeding van € 218.018,24 bruto toe te kennen, ondanks de beperkingen die de WNT oplegt. De rechtbank overwoog dat de WNT weliswaar meegewogen moet worden, maar dat zij niet gebonden is aan de maximale vergoeding van € 75.000,-. De rechtbank stelde vast dat eiser een topfunctionaris is in de zin van de WNT en dat de wet op hem van toepassing is.
De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte geen passende regeling heeft getroffen en dat de toekenning van een vergoeding in verband met de beëindiging van het dienstverband noodzakelijk was. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.