Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Procesverloop
[naam 4] (afdelingshoofd handhaving en toezicht) en[naam 5] (projectleider van de afdeling veiligheid).
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 10 september 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die illegaal kampeerde in een openbaar plantsoen in Eindhoven. De verzoekster had haar tent geplaatst in strijd met artikel 5.8.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), dat het verbiedt om kampeermiddelen buiten aangewezen kampeerterreinen te plaatsen. De gemeente Eindhoven had haar een last onder bestuursdwang opgelegd, waarin werd geëist dat zij haar tent vóór 10 september 2014 om 14.00 uur zou verwijderen. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen totdat er op haar bezwaar was beslist.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verzoekster zich bekommerde om de situatie van dak- en thuislozen en dat zij niet de enige was die in het plantsoen verbleef. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente bevoegd was om handhavend op te treden, omdat er geen zicht was op legalisatie van de situatie. De verzoekster had geen argumenten aangedragen die erop wezen dat het handhavend optreden onevenredig was in verhouding tot de belangen die gediend waren met de handhaving.
De voorzieningenrechter erkende dat de termijn die was gegeven om de tent te verwijderen kort was, maar niet onredelijk, gezien het feit dat de verzoekster had verklaard dat zij binnen die termijn haar kampeermiddelen kon verwijderen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de opgelegde last onder bestuursdwang rechtmatig was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen de uitspraak stond geen rechtsmiddel open.