Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
SHE 14/168, SHE 14/169 en SHE 14/170
Rechtbank Oost-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 8 september 2014, is de beëindiging van de subsidierelatie tussen verschillende stichtingen en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan de orde. De eiseressen, waaronder Stichting Amarant Groep en Stichting Bijzonder Jeugdwerk Brabant, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van verweerder om de subsidierelatie per 1 januari 2015 te beëindigen. De rechtbank oordeelt dat de eiseressen voldoende tijd hebben gehad om zich voor te bereiden op deze beëindiging, aangezien zij meer dan twee jaar de tijd hebben gekregen om de gevolgen te ondervangen. De rechtbank stelt vast dat de in artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedoelde termijn niet bedoeld is om de subsidieontvanger in staat te stellen te anticiperen op de nieuwe situatie, maar om hen in staat te stellen maatregelen te treffen om de gevolgen van de beëindiging te ondervangen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseressen falen, omdat de veranderde omstandigheden en gewijzigde inzichten die zich verzetten tegen de voortzetting van de subsidierelatie, reeds bekend waren ten tijde van de primaire besluiten. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.