ECLI:NL:RBOBR:2014:4158

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
AWB-14_983
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van verzuim bij niet-ontvankelijkverklaring van beroep in bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 4 juni 2014, waarin het beroep van de opposant niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de opposant, die zich richtte tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, ten onrechte niet de mogelijkheid was geboden om het verzuim van het niet tijdig betalen van griffierecht te herstellen. De rechtbank stelde vast dat, hoewel de opposant op 21 maart 2014 een nota griffierecht had ontvangen, er geen aangetekende herinneringsbrief was verzonden na het verstrijken van de betalingstermijn. Dit was in strijd met artikel 12, tweede en derde lid, van de Procesregeling bestuursrecht 2013, dat voorschrijft dat een dergelijke brief moet worden verzonden voordat tot een niet-ontvankelijkverklaring kan worden overgegaan.

De rechtbank concludeerde dat het verzet gegrond was en dat de eerdere uitspraak van 4 juni 2014 diende te vervallen. Het onderzoek in de beroepsprocedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De rechtbank benadrukte het belang van het bieden van herstelmogelijkheden aan partijen in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer het gaat om het betalen van griffierechten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/983 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2014 in de zaak van

[opposant], te [woonplaats], opposant,
gericht tegen de uitspraak van de rechtbank van 4 juni 2014.

Procesverloop

Bij uitspraak van 4 juni 2014 heeft de rechtbank het beroep van opposant (eiser in beroep) niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep richtte zich tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.

Overwegingen

1.
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat opposant het griffierecht niet tijdig heeft betaald.
2.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak van 4 juni 2014 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3.
Opposant heeft - voor zover thans van belang - aangevoerd dat hem ten onrechte niet de mogelijkheid is geboden het verzuim van het niet betaald hebben van griffierecht te herstellen. Weliswaar is op 21 maart 2014 een nota griffierecht aan hem verzonden, welke binnen 14 dagen diende te zijn voldaan, maar ten onrechte is nagelaten na het verstrijken van die termijn een aangetekende herinneringsbrief aan hem te zenden. Gesteld is dat opposant het griffierecht op 4 april 2014, en derhalve tijdig, heeft voldaan.
4.
Uit de gedingstukken blijkt dat na de verzending van de nota griffierecht op
21 maart 2014 en nadat de daarin gestelde termijn was verstreken het beroep niet-ontvankelijk is verklaard bij genoemde uitspraak van 4 juni 2014, terwijl opposant geen mogelijkheid is geboden het verzuim van het niet betalen van griffierecht te herstellen. Artikel 12, leden 2 en 3, van de Procesregeling bestuursrecht, zoals dit destijds luidde, maar na de inwerkingtreding van de Procesregeling 2013 is blijven luiden, schrijft het verzenden van een dergelijke aangetekende herstel-verzuim-brief echter voor alvorens tot een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep mag worden overgegaan.
5.
Gezien het voorgaande dient het verzet gegrond te worden verklaard. De uitspraak van
4 juni 2014 vervalt en het onderzoek in de beroepsprocedure zal worden voortgezet in de stand waarin dit zich bevond.
6.
Hetgeen overigens nog is aangevoerd zal, gelet op de gegrondverklaring van het verzet, verder onbesproken blijven.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F.E. van Olden-Smit, rechter, in aanwezigheid van D.T. de Winter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.