ECLI:NL:RBOBR:2014:3898
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het college bij schending van de inlichtingenplicht in het kader van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 10 juli 2014, staat de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden centraal, in het kader van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving. Eiseres, die sinds 3 februari 2011 een bijstandsuitkering ontvangt, heeft in het verleden kasstortingen gedaan op haar bankrekeningen, die zij niet heeft gemeld aan het college. Het college heeft daarop haar uitkering herzien en een maatregel opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat de verweerder niet bevoegd was om de maatregel op te leggen, omdat de schending van de inlichtingenplicht zich heeft voorgedaan vóór de inwerkingtreding van de Wet aanscherping. De rechtbank stelt vast dat de kasstortingen niet zijn gemeld en dat eiseres hierdoor de inlichtingenplicht heeft geschonden. Echter, door de overgangsbepalingen van de Wet aanscherping is het oude recht niet meer van toepassing op het moment dat de maatregel werd opgelegd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het besluit van 26 maart 2013, waarbij de maatregel werd opgelegd. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om onverwijld alle relevante feiten en omstandigheden te melden die van invloed kunnen zijn op hun recht op bijstand, en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting. De rechtbank concludeert dat de maatregel niet rechtsgeldig was opgelegd en dat eiseres recht heeft op vergoeding van de gemaakte kosten.