ECLI:NL:RBOBR:2014:3393
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Inwerkingtreding en wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen zonder overgangsrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A.J. Saman, had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv dat zijn aanvraag voor een dagloongarantie had afgewezen. Dit besluit volgde op de toekenning van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) met een dagloon van € 126,60, waarbij het Uwv zich baseerde op het inkomen uit de laatste dienstbetrekking van de eiser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser tot 1 maart 2013 werkzaam was bij een bedrijf en daarna een tijdelijk dienstverband aanging bij een ander bedrijf met een lager loon. De eiser stelde dat het dagloon te laag was vastgesteld en dat er geen rekening was gehouden met het inkomen uit zijn voorlaatste dienstbetrekking. Hij voerde aan dat de wijziging van de dagloongarantieregeling per 1 juni 2013 hem onevenredig had getroffen, omdat hij een nieuwe baan had geaccepteerd om werkloosheid te voorkomen.
De rechtbank oordeelde dat de wetgever bewust had gekozen om de dagloongarantie enkel te laten gelden voor werknemers die een WW-uitkering ontvangen. De rechtbank vond dat de door de eiser aangevoerde omstandigheden onvoldoende waren om de wetgeving als onaanvaardbaar te beschouwen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv het dagloon van de eiser correct had vastgesteld volgens de regels van het Dagloonbesluit. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.