Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
277924 / FT RK 14-671 (verzoek dwangakkoord)
wonende te [adres], [woonplaats],
hierna te noemen: verzoeker,
Postbus 19, 5480 AA Schijndel,
1.De procedure
(Stalman & Rijken Gerechtsdeurwaarders).
2.Het verzoek en het verweer
Namens verzoeker is bij afzonderlijke brieven van 23 januari 2014 door de Gemeentelijke Kredietbank ’s-Hertogenbosch aan in totaal 11 concurrente schuldeisers en één preferente schuldeiser een schuldregeling aangeboden, inhoudende een betaling van 9,62 % respectievelijk 19,24 % tegen finale kwijting. Daarbij is gesteld dat er jaarlijks een inkomenstoets zal plaatsvinden, waarbij het budget wordt herberekend. Alle inkomsten van verzoeker boven het budget worden maandelijks gereserveerd en worden na de jaarlijkse hercontrole uitbetaald aan de schuldeisers. Eerst na afloop van de schuldregeling kan de definitieve afkoopsom worden vastgesteld. Bovengenoemde percentages zijn derhalve slechts prognoses.
Met uitzondering van verweerster zijn alle overige schuldeisers akkoord gegaan met voormelde schuldregeling. Doordat verweerster niet met de schuldregeling heeft ingestemd worden deze schuldeisers benadeeld. Een eventuele toelating van verzoeker tot het wettelijk schuldsaneringstraject zal voor verweerster en de weigerende schuldeisers minder opleveren dan de aan hen aangeboden schuldregeling.
Verweerster gaat niet akkoord met de aangeboden schuldregeling, omdat het aangeboden aflossingspercentage te laag is. Verder is door verwijtbaar handelen van verzoeker het saldo van zijn schuld aan verweerster onnodig hoog opgelopen, waardoor hij niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 288 lid 1 sub 2 Fw , zodat het verzoek ex artikel 287a Fw en/of het subsidiaire verzoek ex artikel 284 Fw niet kunnen respectievelijk kan slagen.
3.De beoordeling
€ 2.024,49. Verweerster heeft vervolgens de ontruiming van de huurwoning aangezegd en is daartoe uiteindelijk op 23 mei 2012 overgegaan, omdat verzoeker geen gehoor had gegeven aan herhaaldelijke verzoeken van verweerster om de lopende huurtermijnen te betalen en vrijwillig de huurwoning onder overhandiging van de woningsleutels aan verweerster op te leveren. Bij de ontruiming is gebleken dat de huurwoning sterk was vervuild alsmede niet volledig van inboedel was ontdaan. Verder bleek de tuin van de woning dermate met onkruid overwoekerd te zijn, dat verwijdering daarvan noodzakelijk was om de huurwoning aan nieuwe huurders beschikbaar te kunnen stellen. Doordat verzoeker ook na betekening van het ontruimingsvonnis huurtermijnen onbetaald heeft gelaten en de ontruiming van de woning aanzienlijke kosten met zich mee heeft gebracht (waaronder herstel- en schoonmaakkosten), is sedertdien de schuld van verzoeker aan verweerster opgelopen met 58,42 %, te weten van € 2.024,49 naar € 5.231,65. Het had op de weg van verzoeker gelegen om deze aanzienlijke schuldtoename te voorkomen door de lopende huurtermijnen te voldoen en de huurwoning tijdig en deugdelijk onder overhandiging van woningsleutels aan verweerster op te leveren. Verzoeker heeft dat evenwel nagelaten. Daarbij betrekt de rechtbank tevens dat verzoeker sinds mei 2010 een beschermingsbewindvoerder heeft en ondanks die maatregel een forse huurschuld is ontstaan en ook na de ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de ontruiming de huurschuld is toegenomen. Daarvoor kon verzoeker desgevraagd geen deugdelijke verklaring geven en evenmin is de rechtbank gebleken dat verzoeker of zijn beschermingsbewindvoerder in overleg is getreden met verweerster om tot een regeling te komen om de huurschuld af te betalen. Evenmin is een verklaring gegeven waarom verzoeker het tot een gedwongen ontruiming heeft laten aangekomen en waarom de woning in de door verweerster gestelde staat is achtergelaten. In ieder geval staat vast dat de schuld aan verweerster hierdoor substantieel is toegenomen.
4.De beslissing
- wijst het verzoek ex artikel 287a Fw om verweerster te bevelen in te stemmen met de voor verzoeker aangeboden schuldregeling af;
- houdt een beslissing omtrent het subsidiaire verzoek aan;
- beveelt [verzoeker] om de rechtbank voor 13 juni 2014 schriftelijk te informeren omtrent zijn lichamelijke gesteldheid, een en ander zoals is bepaald in rechtsoverweging 3.6.