Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 augustus 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 17 december 2013
- de conclusie van antwoord in reconventie.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, betreft het een geschil tussen een letselschadeadvocaat en haar cliënt over de honorariumafspraken. De cliënt, [gedaagde in conventie], heeft letsel opgelopen door een medische fout en heeft de advocaat, [eiseres in conventie], ingeschakeld om haar belangen te behartigen. De advocaat vordert betaling van buitengerechtelijke kosten en een succes fee, terwijl de cliënt zich beroept op de voorwaarden van de overeenkomst die zij met de advocaat heeft gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt in 2005 een machtiging heeft getekend waarin de honorariumafspraken zijn vastgelegd. De cliënt heeft echter betwist dat zij zich bewust was van de inhoud van de overeenkomst, en stelt dat zij alleen gebonden is aan een eerdere machtiging van 5 september 2005.
De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht, inclusief de correspondentie tussen partijen en de ondertekende documenten. De rechtbank oordeelt dat de cliënt in beginsel gebonden is aan de afspraken die zijn gemaakt in de overeenkomst van 19 december 2008, maar dat de advocaat geen beroep kan doen op artikel 8 van deze overeenkomst, dat de cliënt verplicht om de openstaande declaraties te betalen in geval van opzegging van de overeenkomst. De rechtbank concludeert dat de advocaat recht heeft op een redelijk loon, dat is vastgesteld op 25% van de schadevergoeding die de cliënt heeft ontvangen. De rechtbank wijst de vordering van de advocaat toe tot een bedrag van € 9.650,00, vermeerderd met wettelijke rente, en compenseert de proceskosten tussen partijen. De vordering in reconventie van de cliënt wordt afgewezen.