Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 september 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 4 maart 2014.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
….dat vader zich duidelijk toont in zijn beschreven standpunten, die soms 180 graden draaien en waarin hij zich dus weinig consistent toont, zijn oppervlakkige zelfreflecties die voornamelijk door sociale wenselijkheid, door zijn neiging tot manipuleren van de ander en door de hem eigen oppervlakkigheid lijken te zijn ingegeven.”Deze constateringen over [eiser] worden door [gedaagde] zonder voorbehoud gemaakt en steunen slechts op het eenzijdig van [de vrouw] verkregen dossier. Pollman had naar het oordeel van de rechtbank op deze wijze niet tot deze de facto zeer stellige constateringen mogen komen. Ook al niet nu [gedaagde] niet deskundig is op het terrein van psychopathie en andere psychiatrische aandoeningen.
“Vooralsnog komt moeder als enige met zeer zorgelijke verhalen.”Toch stelt [gedaagde], die ook over de informatie van de huisarts, het AMC en AMK, waarop de Raad onder meer doelt, beschikte onomwonden en zonder enig voorbehoud op pagina 8 van het rapport:
“Er is sprake van fysiek geweld door vader, omdat hij slaat.”en
“In de dwang en drang en het bruuske omgaan met zijn kind maakt vader zijn kind angstig…..(……). Bovendien is er sprake van dreigende ingehouden agressie in de omgang met zijn kind.”De recidivekans voor deze vormen van mishandeling wordt door [gedaagde] “HOOG” geacht, terwijl [gedaagde] had moeten beseffen dat helemaal niet vast stond dat er sprake was van mishandeling. Van het voorbehoud dat [gedaagde] maakt bij de verdenking van sexueel misbruik gaat juist een suggestie van sexueel misbruik uit. Dat het slechts zou gaan om een onder voorbehoud geschetste “mogelijke werkelijkheid”, zoals [gedaagde] betoogd, blijkt niet uit het rapport.
€ 1.788,(2x punt liquidatietarief € 894,)