ECLI:NL:RBOBR:2014:2882

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
27 mei 2014
Zaaknummer
01/865031-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diverse zedendelicten, bezit kinderporno en de vervaardiging daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diverse zedendelicten, waaronder het bezit en de vervaardiging van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging opgelegd. De verdachte is beschuldigd van het seksueel misbruiken van meerdere minderjarigen, waaronder zijn neefje, en het in bezit hebben van een groot aantal afbeeldingen en video's met seksuele gedragingen van minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat dit niet afdoet aan de ernst van de gepleegde feiten. De ouders van de slachtoffers zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat zij niet als slachtoffers in de zin van de wet worden beschouwd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, de slachtoffers zelf, toegewezen en schadevergoedingen opgelegd. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte een onaanvaardbare inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, die zich in een kwetsbare positie bevonden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/865031-13, 01/839922-13 en 01/860130-14 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 28 mei 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaken tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats 1] op [1979],
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 januari 2014, 17 april 2014 en 16 mei 2014.
Op 17 april 2014 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak met parketnummer 01/865031-13 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van
16 januari 2014. In de dagvaarding zijn de feiten omschreven overeenkomstig artikel 261, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is na vordering van de officier van justitie op de zitting van 16 mei 2014 overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd.
De zaken met parketnummers 01/839922-13 en 01/860130-14 zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 24 maart 2014.
Nadat de tenlastelegging met parketnummer 01/865031-13 op de terechtzitting van 16 mei 2014 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 februari 2007 tot en met 21 februari 2011, te Nuenen, gemeente Nuenen Ca., en/of Eindhoven, in elk geval in Nederland, (telkens) met (zijn neefje) [slachtoffer 1] (geboren op [1999]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) en/of een slangetje en/of een spuit in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of gehouden;
art 244 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 juli 2012 tot en met 09 oktober 2013 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] (geboren op [2003]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit het aanraken en/of betasten van de vagina en/of het kruis en/of de anus en/of de billen van die [slachtoffer 2] met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) en/of met een door verdachte vastgehouden vibrator, althans een apparaat/voorwerp en/of het laten aftrekken van zijn,
verdachtes, penis door die [slachtoffer 2], zulks terwijl dat feit (telkens) werd begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid - te weten als (vast) oppaskind en/of logé -
toevertrouwde minderjarige;art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 247 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de maand augustus 2013 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 3] (geboren op [2013]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) betasten van de vagina van die [slachtoffer 3], zulks terwijl dat feit werd begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid - te weten als (vast) oppaskind en/of logé - toevertrouwde minderjarige;art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 247 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2010 tot en met 1 augustus 2011 te Eindhoven, (telkens) met [slachtoffer 4] (geboren op [2008]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte (telkens) een slangetje en/of een katheter en/of een spuit in de anus van die [slachtoffer 4] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of zijn, verdachtes, penis tegen de anus en/of vagina van die [slachtoffer 4] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of aan de clitoris en/of de vagina van die [slachtoffer 4] gelikt en/of de hand(en) van die [slachtoffer 4] om zijn, verdachtes, penis geslagen en/of gehouden en/of geëjaculeerd op het lichaam van die [slachtoffer 4], zulks terwijl dat feit (telkens) werd begaan tegen een aan zijn zorg,
opleiding of waakzaamheid - te weten als (vast) oppaskind en/of logé - toevertrouwde minderjarige;
art 244 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 09 oktober 2013 tot en met 22 oktober 2013 te Eindhoven en/of Nuenen, gemeente Nuenen Ca., in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en), te weten 21.749 foto('s) en/of 2.065 video('s)
- en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten 3 optische disks CD/DVD [goednr. 713721] en/of een personal computer "Mycom" [goednr. 713698] en/of een USB-stick "ICIDU" [goednr. 713691] en/of een tablet "Samsung Galaxy Tab p7500" [goednr. 713688] en/of een notebook "MSI" [goednr. 713683] en/of een smartphone "HTC" [goednr. 714204] en/of een digitale camera "Samsung D830" met een geheugenkaart "Sandisk Ultra" [goednr. 713682] -
in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 11 juni 2004 tot en met31 december 2005 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, althans in Nederland, één of meermalen (telkens) een (aantal) afbeelding(en), te weten 6 foto's en/of (een) gegevensdrager(s), te weten een personal computer "Mycom" [713698], bevattende (een) afbeelding(en) van (een) seksuele gedraging(en), waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt (te weten [slachtoffer 5], geboren op[2003]), was betrokken of schijnbaar was betrokken, te weten:
[bestand 1]
Een afbeelding waarbij is ingezoomd op de vulva van een klein kind. Zichtbaar is aan de rechterzijde van de afbeelding een gedeelte en een hele vinger van, gezien de vorm, een volwassen persoon. Zichtbaar is dat met een van de vingers een kledingstuk van het kind zodanig wordt vastgehouden dat daardoor er zicht is op de vulva
en/of
[bestand 2]
Een afbeelding waarbij is ingezoomd op de vulva van een klein kind. Zichtbaar is aan de rechterzijde van de afbeelding een gedeelte en een hele vinger van, gezien de vorm, een volwassen persoon. Zichtbaar is dat met een van de vingers een kledingstuk van het kind zodanig wordt vastgehouden dat daardoor er zicht is op de vulva
en/of
[bestand 3]
Een afbeelding waarbij is ingezoomd op de vulva van een klein kind. Zichtbaar is aan de rechterzijde van de afbeelding een gedeelte en een hele vinger van, gezien de vorm, een volwassen persoon. Zichbaar is ook ogenschijnlijk een gedeelte van zijn of haar duim. Zichtbaar is dat met twee vingers een kledingstuk van het kind zodanig wordt vastgehouden dat daardoor er zicht is op de vulva
en/of
[bestand 4]
Een afbeelding waarbij is ingezoomd op de situatie. Zichtbaar is de wijsvinger en de middelvinger van ogenschijnlijk een volwassen persoon. Zichtbaar is dat deze op de rand van een kledingstuk of een luier geplaatst zijn. Zichtbaar is verder dat de vingers tegen de labia van de vulva van een kind zijn geplaatst
en/of
[bestand 5]
Een afbeelding waarbij is ingezoomd op de situatie. Zichtbaar is de wijsvinger en de middelvinger van ogenschijnlijk een volwassen persoon. Zichtbaar is dat deze op de rand van een kledingstuk of een luier geplaatst zijn. Zichtbaar is verder dat de vingers tegen de labia van de vulva van een kind zijn geplaatst. Zichtbaar is dat de vingers zodanig zijn geplaatst dat er ogenschijnlijk sprake is van het indrukken van de huid en dat met de vingers
de labia uit elkaar worden gebracht en dat de wijsvinger zodanig op de labia is geplaatst dat deze de labia minora aanraakt
en/of
[bestand 6]
Een afbeelding waarbij is ingezoomd op de situatie. Zichtbaar is de wijsvinger en de middelvinger van ogenschijnlijk een volwassen persoon. Zichtbaar is dat deze op de rand van een kledingstuk of een luier geplaatst zijn. Zichtbaar is verder dat de labia van de vulva van een kind zodanig uit elkaar worden gebracht, vermoedelijk met de vingers, dat de opening naar de schede duidelijk zichtbaar in beeld te zien is. De labia minora zijn ook duidelijk in beeld te zien,
heeft vervaardigd;art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 240b lid 2 Wetboek van Strafrecht
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/839922-13 ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juli 2012 toten met20 augustus 2013 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, (telkens)[slachtoffer 6] (geboren op [2008]), waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen door(telkens) in het bijzijn en/of in de nabijheid van die [slachtoffer 6], zich (deels) te ontkleden en/of zijn, verdachtes, ontblote penis aan die [slachtoffer 6] te tonen en/of zich af te trekken en/of te ejaculeren, zulks terwijl dat feit (telkens) werd begaan tegen een aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid - te weten als (vast) oppaskind en/of logé -toevertrouwde minderjarige;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 248d Wetboek van Strafrecht
AD INFORMANDUM GEVOEGDE STRAFBARE FEITEN 01/839922-13
9 oktober 2013, Eindhoven, gemeente Eindhoven. Bezit afb./gegevensdr. (map) 36 foto’s
Kinderpornografie
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/860130-14 ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met1 januari 2003 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, (telkens) met [slachtoffer 7] (geboren op[1992]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit het ontuchtig betasten van de vagina van die [slachtoffer 7];
art 247 Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging.

Ten aanzien van parketnummer 01/865031-13:

Feit 2.
De verdediging heeft zich ten aanzien van dit feit ter terechtzitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zij het dat naar het oordeel van de verdediging voor het betasten van de vagina, het aanraken en/of betasten van de anus, het betasten van de billen, het aanraken van voornoemde lichaamsdelen met een door verdachte vastgehouden vibrator, althans een apparaat/voorwerp, en het laten aftrekken van de penis van verdachte door [slachtoffer 2], hierna: [slachtoffer 2], onvoldoende steunbewijs aanwezig is naast de verklaring van verdachte op dat punt.
De rechtbank stelt vast dat door de moeder van het slachtoffer [slachtoffer 2] aangifte is gedaan en dat verdachte op 26 november 2013 heeft bekend dat hij [slachtoffer 2] seksueel heeft misbruikt
(p. 213 e.v.). Hij heeft daarover bij de politie zeer uitvoerig en gedetailleerd verklaard. Hij heeft de seksuele handelingen die hij met [slachtoffer 2] heeft verricht, specifiek benoemd en hij heeft verklaard dat deze handelingen zowel bij [slachtoffer 2] thuis als in het huis van verdachte plaatsvonden. De handelingen waarover verdachte bij de politie heeft verklaard, betreffen onder meer de handelingen ten aanzien waarvan de verdediging ter terechtzitting een voorbehoud heeft gemaakt. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting desgevraagd bevestigd dat het ten aanzien van [slachtoffer 2] is gegaan zoals hij eerder bij de politie heeft verklaard, en dat hij daaraan niets toe te voegen heeft.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de door verdachte ter zake dit feit afgelegde verklaringen betreffende het hem verweten seksueel misbruik consistent en betrouwbaar zijn.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat enkel de bekennende verklaring van verdachte in beginsel onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde misbruik van [slachtoffer 2] te komen, omdat artikel 341, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering daaraan in de weg staat. De rechtbank is echter van oordeel dat ook ten aanzien van de ten laste gelegde handelingen, ten aanzien waarvan de verdediging een voorbehoud maakt, met de aangifte van de moeder voldoende ondersteunend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
Feit 4.
Ten aanzien van de ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer 4], hierna: [slachtoffer 4], is verdachte ter terechtzitting teruggekomen op zijn eerder bij de politie afgelegde bekennende verklaringen daaromtrent. Verdachte stelt ter onderbouwing daarvan dat hij bij de politie zo heeft verklaard om de verbalisanten maar hun zin te geven, en hij na een lange verklaring afgelegd te hebben, “er doorheen zat” en onder druk werd gezet door de verbalisanten om aldus te verklaren. Hij heeft toen maar eenzelfde verhaal verteld als hij eerder had verteld voor wat betreft de door hem verrichte ontuchtige handelingen bij de minderjarige [slachtoffer 1].
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 26 november 2013 bij de politie uitvoerig en zeer gedetailleerd heeft verklaard over het misbruik van [slachtoffer 4] en de foto’s die hij daarvan heeft gemaakt. In de gesprekken met de psycholoog en de psychiater houdt verdachte die verklaringen overeind, in die zin dat hij ook bij hen verklaart over het door hem gepleegde seksueel misbruik van [slachtoffer 4]. Bij de eerdere pro-forma behandeling van zijn zaak ter terechtzitting is verdachte niet op zijn eerder afgelegde verklaringen teruggekomen. Hij doet dat pas bij de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting. Verdachte verklaart daarbij dat hij eerder over het seksueel misbruik van [slachtoffer 4] heeft verklaard, omdat hij wilde dat [slachtoffer 4] de hulp kreeg die zij nodig had.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij [slachtoffer 4] op geen enkele wijze seksueel heeft misbruikt zoals hij eerder wel heeft verklaard en dat met [slachtoffer 4] helemaal geen ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, niet geloofwaardig. Meer in het bijzonder heeft verdachte geen plausibele verklaring gegeven voor het feit dat hij in een eerder stadium belastend over zichzelf heeft verklaard terwijl hij het feit niet begaan zou hebben. Niet valt in te zien hoe verdachte [slachtoffer 4] zou hebben willen helpen door een valse verklaring omtrent seksueel misbruik af te leggen. Daar komt bij dat verdachte mede over specifieke ontuchtige handelingen die hij bij [slachtoffer 4] zou hebben verricht, gedetailleerd heeft verklaard, terwijl deze handelingen blijkens zijn verklaringen over een andere minderjarige niet eerder door hem zijn genoemd. Dat verdachte aldus tijdens de verhoren over [slachtoffer 4] slechts hetzelfde scenario zou hebben geschetst overeenkomstig een eerdere verklaring, gaat mitsdien niet op. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om niet van de door verdachte bij de politie afgelegde bekennende verklaringen met betrekking tot [slachtoffer 4] uit te gaan. Deze verklaringen van verdachte vinden bovendien steun in de aangifte van de moeder van [slachtoffer 4], de verklaringen van de medewerkers van kinderopvang [naam]”, over de angstige houding van [slachtoffer 4] bij het zien van verdachte en over de lichamelijke klachten die zich bij [slachtoffer 4] ontwikkelden in de periode dat zij veelvuldig bij verdachte verbleef. Deze lichamelijke klachten werden door de huisarts van [slachtoffer 4] bevestigd. De omstandigheid dat op de bij verdachte in beslag genomen gegevensdragers geen afbeeldingen van [slachtoffer 4] zijn aangetroffen, doet aan het voorgaande niet af.
Ten aanzien van parketnummer 01/860130-14.
De verdediging heeft – kort gezegd – aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 7], hierna: [slachtoffer 7], moet worden uitgesloten voor het bewijs in verband met een innerlijke tegenstrijdigheid, waardoor de verklaring van aangeefster niet zonder meer betrouwbaar kan worden geacht. De twijfels daarover worden versterkt door de omstandigheid dat de aangifte niet door twee zedenrechercheurs, waaronder een bevoegd zedenrechercheur, is opgenomen. Voorts ontbreekt de geboorte-akte van [slachtoffer 7] bij de stukken, waaruit zou kunnen blijken dat het zij ten tijde van het ten laste gelegde de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
Met de raadsvrouwe is de rechtbank van oordeel dat het proces-verbaal van aangifte enigszins onduidelijk is ten aanzien van de fysieke positie van het slachtoffer ten opzichte van verdachte op het moment dat de ontuchtige handelingen werden gepleegd. Deze onduidelijkheid raakt echter niet de kern van de aangifte van het slachtoffer. De aangifte omschrijft duidelijk welke ontuchtige handelingen verdachte heeft gepleegd en verdachte heeft ook bekend deze ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 7] te hebben gepleegd.
De omstandigheid dat de aangifte is opgenomen door slechts één bevoegd zedenrechercheur, in verband met de plotselinge ziekte van een andere bevoegde zedenrechercheur, zo leest de rechtbank in het dossier, weegt niet dusdanig zwaar, dat de aangifte om die reden moet worden uitgesloten voor het bewijs. De Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik heeft volgens de daarbij behorende toelichting mede tot doel de waarheidsvinding te bevorderen. Dat is een groot belang, omdat in zedenzaken de aangifte in veel gevallen het belangrijkste bewijs vormt. Daardoor vormt de betrouwbaarheid van die aangifte en daarmee de wijze van tot stand komen, vaak een doorslaggevende factor in het onderzoek. Dat geldt zeker in die gevallen waarin de aangifte slechts in geringe mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Daarvan is in dit geval echter geen sprake. Zoals reeds vermeld, naast de aangifte bevindt zich in het dossier de bekennende verklaring van verdachte. Ook ter terechtzitting heeft verdachte het ten laste gelegde nogmaals bekend. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ondanks het niet correct naleven van genoemde aanwijzing, gesteld kan worden dat aan de waarheidsvinding geen afbreuk is gedaan, zodat verdachte hierdoor niet in enig door die aanwijzing te beschermen belang is geschaad.
Weliswaar ontbreekt de geboorte-aangifte bij de stukken, maar blijkens het proces-verbaal van aangifte heeft het slachtoffer zelf aangifte gedaan van het zedenfeit en daarbij opgegeven te zijn: [slachtoffer 7], geboren te[geboorteplaats 2], op [1992].In haar aangifte geeft het slachtoffer ten aanzien van de pleegperiode aan dat verdachte toen 21 jaar was en dat zij zelf 9 jaar oud was. Deze leeftijden komen terugrekenend vanaf beider geboortedata overeen met de ten laste gelegde periode van 1 januari 2001 tot 1 januari 2003 en met hetgeen de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] over de leeftijd van het slachtoffer ten tijde van het plegen van de feiten verklaren.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 01/865031-13.
1.
op tijdstippen in de periode van 22 februari 2008 tot 22 februari 2010 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca., en Eindhoven telkens met zijn neefje [slachtoffer 1] (geboren op [1999]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn, verdachtes, vingers en/of een slangetje en/of een spuit in de anus van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden en/of zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht en gehouden;
2.
op tijdstippen in de periode van 20 juli 2012 tot en met 20 augustus 2013 te Eindhoven telkens met [slachtoffer 2] (geboren op [2003]), die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het aanraken en/of betasten van de vagina en/of het kruis en/of de anus en/of de billen van die [slachtoffer 2] met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of handen en/of met een door verdachte vastgehouden vibrator en/of het laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2],
zulks terwijl dat feit telkens werd begaan tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid - te weten als (vast) oppaskind en/of logée - toevertrouwde minderjarige;
3.
in de maand augustus 2013 te Eindhoven, met [slachtoffer 3] (geboren op [2013]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) betasten van de vagina van die [slachtoffer 3], zulks terwijl dat feit werd begaan tegen een aan zijn zorg of
waakzaamheid - te weten als (vast) oppaskind en/of logée - toevertrouwde minderjarige;
4.
op tijdstippen in de periode van 01 mei 2010 tot en met 1 augustus 2011 te Eindhoven, telkens met [slachtoffer 4] (geboren op [2008]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte een slangetje en/of een katheter en/of een spuit in de anus van die [slachtoffer 4] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of zijn, verdachtes, penis tegen de anus en/of vagina van die [slachtoffer 4] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of aan de clitoris en/of de vagina van die [slachtoffer 4] gelikt en/of de hand(en) van die [slachtoffer 4] om zijn, verdachtes, penis geslagen en/of gehouden en/of geëjaculeerd op het lichaam van die [slachtoffer 4], zulks terwijl dat feit telkens werd begaan tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid - te weten als (vast) oppaskind en/of logée - toevertrouwde minderjarige;
5.
in de periode van 09 oktober 2013 tot en met 22 oktober 2013 te Eindhoven en/of Nuenen, gemeente Nuenen Ca., gegevensdragers,te weten 3 optische disks CD/DVD [goednr. 713721] en/of een personal computer "Mycom" [goednr. 713698] en/of een USB-stick "ICIDU" [goednr. 713691] en/of een tablet "Samsung Galaxy Tab p7500" [goednr. 713688] en/of een notebook "MSI" [goednr. 713683] en/of een smartphone "HTC" [goednr. 714204] en/of een digitale camera "Samsung D830" met een geheugenkaart "Sandisk Ultra" [goednr. 713682],
bevattende een groot aantal afbeeldingen, te weten 21.749 foto's en 2.061 video's,
in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal penetreren met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en), telkens (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
6.
op tijdstippen in de periode van 11 juni 2004 tot en met 31 december 2005 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, afbeeldingen, te weten 6 foto's, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt (te weten [slachtoffer 5], geboren op [2003]), was betrokken, te weten:
Een afbeelding waarbij is ingezoomd op de vulva van een klein kind. Zichtbaar is aan de rechterzijde van de afbeelding een gedeelte en een hele vinger van, gezien de vorm, een volwassen persoon. Zichtbaar is dat met een van de vingers een kledingstuk van het kind zodanig wordt vastgehouden dat daardoor zicht is op de vulva.
en
Een afbeelding waarbij is ingezoomd op de vulva van een klein kind. Zichtbaar is aan de rechterzijde van de afbeelding een gedeelte en een hele vinger van, gezien de vorm, een volwassen persoon. Zichtbaar is dat met een van de vingers een kledingstuk van het kind zodanig wordt vastgehouden dat daardoor zicht is op de vulva.
en
Een afbeelding waarbij is ingezoomd op de vulva van een klein kind. Zichtbaar is aan de rechterzijde van de afbeelding een gedeelte en een hele vinger van, gezien de vorm, een volwassen persoon. Zichtbaar is ook ogenschijnlijk een gedeelte van zijn of haar duim. Zichtbaar is dat met twee vingers een kledingstuk van het kind zodanig wordt vastgehouden dat daardoor zicht is op de vulva.
en
Een afbeelding waarbij is ingezoomd op de situatie. Zichtbaar is de wijsvinger en de middelvinger van ogenschijnlijk een volwassen persoon. Zichtbaar is dat deze op de rand van een kledingstuk of een luier geplaatst zijn. Zichtbaar is verder dat de vingers tegen de labia van de vulva van een kind zijn geplaatst.
en
Een afbeelding waarbij is ingezoomd op de situatie. Zichtbaar is de wijsvinger en de middelvinger van ogenschijnlijk een volwassen persoon. Zichtbaar is dat deze op de rand van een kledingstuk of een luier geplaatst zijn. Zichtbaar is verder dat de vingers tegen de labia van de vulva van een kind zijn geplaatst. Zichtbaar is dat de vingers zodanig zijn geplaatst dat er ogenschijnlijk sprake is van het indrukken van de huid en dat met de vingers
de labia uit elkaar worden gebracht en dat de wijsvinger zodanig op de labia is geplaatst dat deze de labia minora aanraakt.
en
Een afbeelding waarbij is ingezoomd op de situatie. Zichtbaar is de wijsvinger en de middelvinger van ogenschijnlijk een volwassen persoon. Zichtbaar is dat deze op de rand van een kledingstuk of een luier geplaatst zijn. Zichtbaar is verder dat de labia van de vulva van een kind zodanig uit elkaar worden gebracht, vermoedelijk met de vingers, dat de opening naar de schede duidelijk zichtbaar in beeld te zien is. De labia minora zijn ook duidelijk in beeld te zien,
heeft vervaardigd;
Parketnummer 01/839922-13.
op tijdstippen in de periode van 20 juli 2012 tot en met 20 augustus 2013 te Eindhoven telkens [slachtoffer 6] (geboren op [2008]), waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen door in het bijzijn en/of in de nabijheid van die [slachtoffer 6], zich (deels) te ontkleden en/of zijn, verdachtes, ontblote penis aan die [slachtoffer 6] te tonen en/of zich af te trekken en/of te ejaculeren, zulks terwijl dat feit telkens werd begaan tegen een aan zijn, verdachtes, zorg of waakzaamheid - te weten als (vast) oppaskind en/of logé - toevertrouwde minderjarige;
Parketnummer 01/860130-14.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2001 tot en met 1 januari 2003 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, telkens met [slachtoffer 7] (geboren op [1992]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het ontuchtig betasten van de vagina van die [slachtoffer 7].
De rechtbank acht voorts het op de dagvaarding met parketnummer 01/839922-13 ad informandum vermelde feit wettig en overtuigend bewezen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Ten aanzien van parketnummer 01/860130-14.
Nu artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht met ingang van 1 oktober 2002 is gewijzigd, dient de rechtbank na te gaan of, gelet op het bepaalde in artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de bepaling van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht in zijn huidige redactie van toepassing is te achten.
In het midden latend of deze wijziging berust op een gewijzigd inzicht van de wetgever nopens de strafwaardigheid van de onderwerpelijke gedraging, is duidelijk dat de nieuwe bepaling, voor zover hier van belang, in geen enkel opzicht gunstiger voor verdachte is. Daarom wordt het recht toegepast dat gold ten tijde van het bewezen verklaarde.
Er zijn voor het overige geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist, tevens rekening houdend met het ad informandum op de dagvaarding met parketnummer 01/860130-14 vermelde feit:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van het voorarrest;
  • oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het op grote schaal plegen van ontucht van aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde kinderen. Ook een neefje dat bij verdachte kwam logeren, bleven verdachtes lusten niet bespaard. Verdachte heeft aldus het door die kinderen en hun ouders in hem gestelde vertrouwen op zeer grove wijze beschaamd en een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers, die vanwege hun leeftijd en relatie met hem in een kwetsbare positie verkeerden en niet in staat waren om aan het handelen van verdachte weerstand te bieden.
Verdachte heeft zijn slachtoffers en hun ouders een (vrijwel) onherstelbaar leed aangedaan. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar nog jarenlang, zo niet een leven lang, last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks functioneren. Uit de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partij en uit de slachtofferverklaringen blijkt dat dit ook in deze zaken het geval is.
Gelet op de zeer jeugdige leeftijd van de slachtoffers gaat het om gewetenloos handelen, waarbij verdachte volstrekt voorbij is gegaan aan wat voor gevolgen zijn handelen voor de kinderen zou hebben en waarbij verdachte alleen zijn eigen lustgevoelens heeft willen bevredigen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verzamelen van kinderpornografische afbeeldingen. Hij heeft dit materiaal ook zelf vervaardigd, onder andere door in een aantal gevallen het misbruik als hiervoor is aangehaald, te filmen en/of te fotograferen. Door het vervaardigen en verzamelen van kinderpornografische afbeeldingen is het verdachte mede aan te rekenen dat uiterst verwerpelijke mensonterende handelingen, die plaatsvinden met kinderen van veelal jeugdige leeftijd, in stand worden gehouden en bevorderd. Buiten kijf staat dat kinderen, als zij op jeugdige leeftijd worden onderworpen aan dit soort seksuele handelingen, grote psychische, lichamelijke en emotionele schade kunnen oplopen die hun verdere ontwikkeling ernstig kan schaden. Kinderen dienen beschermd te worden tegen dergelijke praktijken en handelingen.
In het nadeel van verdachte zal de rechtbank er bovendien rekening mee houden dat verdachte ter terechtzitting van 16 mei 2014 het bezit op 9 oktober 2013 van 36 kinderpornografische afbeeldingen heeft bekend, welk strafbaar feit “ad informandum” op de dagvaarding met parketnummer 01/839922-13 staat vermeld. Voor dit feit zal verdachte niet afzonderlijk worden vervolgd.
In strafmatigende zin zal de rechtbank er rekening mee houden dat uit de rapporten van de deskundigen blijkt dat bij verdachte sprake is van verschillende psychiatrische en seksuele stoornissen en dat hij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten tijde van de strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank acht hierbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 jaren passend en geboden. De rechtbank zal een kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf en maatregel die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De maatregel van terbeschikkingstelling.
Op 1 mei 2014 heeft
psychiater J.R. Nijdameen rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:
Bij betrokkene is sprake van pedofilie, niet exclusief type, parafilie NAO, syndroom van Asperger en afhankelijkheid van alcohol. De persoonlijkheid van betrokkene vertoont dwangmatige, vermijdende, schizoïde, paranoïde en borderline kenmerken. Deze ziekelijke stoornissen waren aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en beïnvloedden betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde in aanzienlijke mate, zodanig dat dit mede daaruit kan worden verklaard. De autistische stoornis, waarbij een bizarre preoccupatie en obsessie met extreme seksualiteit aanwezig is, een onvermogen om zich in gedachten en gevoelens van de slachtoffers in te leven en te verplaatsen, gecombineerd met ernstige seksuele stoornissen, namelijk pedofilie en parafilie, hebben een rol gespeeld bij het tot stand komen van de ten laste gelegde feiten, zowel voor wat betreft het seksuele misbruik van de verschillende slachtoffers als bij het verzamelen en vervaardigen van kinderporno. Door de betreffende stoornissen is betrokkene in mindere mate in staat geweest zijn gedragingen en gevoelens te hanteren en te controleren.
De ziekelijke seksuele neigingen, van zowel pedofiele als parafiele aard, het onvermogen om zich in te kunnen leven in de gedachten en gevoelens van anderen, het bagatelliseren en de neiging om zaken verborgen te houden en te verdoezelen, zijn factoren die het recidiverisico in negatieve zin beïnvloedden. Hoewel alcoholgebruik bij de ten laste gelegde feiten geen rol lijkt te hebben gespeeld, is dit op zich een bekende risicofactor bij seksuele delicten. Betrokkenes slechte sociaal-maatschappelijke situatie, met slechte huisvesting, ontbreken van vast werk, financiële problemen, een slecht sociaal netwerk e.d. zijn factoren die het recidiverisico kunnen verhogen. De hiervoor genoemde factoren en kenmerken hebben een onderling versterkende invloed.
Op basis hiervan en gezien de bevindingen op de recidiverisico-taxatieschalen, moet het recidiverisico bij betrokkene als
hoog tot zeer hoogworden beschouwd.
Om het zeer hoge recidiverisico te verkleinen, is het van belang dat betrokkene behandeld wordt voor de verschillende psychiatrische en seksuele stoornissen. Een dergelijke behandeling dient klinisch plaats te vinden, zowel vanwege de intensiteit van de benodigde behandeling als vanwege het recidiverisico.
Vanwege de ernst van het ten laste gelegde, het hoge recidiverisico en de ernst van de verschillende stoornissen is het advies om betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen.
Er is grote twijfel of het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden afdoende zal zijn. Op zich uit betrokkene bereidheid om aan behandeling mee te werken en zich aan voorwaarden te houden. Anderzijds is hij lang niet altijd betrouwbaar in zijn informatie en blijkt uit zijn verleden dat hij zowel ten aanzien van de ten laste gelegde feiten als ook voor wat betreft zijn eigen, vaak slechte, functioneren veel voor anderen verborgen heeft weten te houden. Voorts biedt het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden, waarbij de verantwoordelijkheid voor betrokkenes functioneren en voor het recidiverisico bij de reclassering en een GGz-kliniek (FPK of FPA), waar betrokkene dan zou worden opgenomen, zou komen te liggen, een veel minder strak en gecontroleerd kader dan wanneer de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd en betrokkene wordt geplaatst in een tbs-kliniek. Op basis van deze overwegingen gaat de voorkeur dan ook uit naar het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Op 2 mei 2014 heeft GZ-
psycholoog drs. M. van Hetereneen rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden – onder meer –:
Ten tijde van het ten laste gelegde was betrokkene lijdende aan de Stoornis van Asperger. Voorts was sprake van pedofilie, niet exclusieve type, aangetrokken tot beide seksen, alsmede van een parafilie NAO vanwege allerlei seksuele aberraties, waaronder necrofilie, coprofilie, klismafilie, (luier)fetisjisme en sadisme. Ook speelde alcoholafhankelijkheid, thans in gedwongen remissie. De ziekelijke stoornissen beïnvloedden betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde, waarbij de alcoholafhankelijkheid een rol speelde bij zijn internetgedrag, maar in mindere mate in de oppassituaties, omdat hij dan minder of niet dronk. De Autisme Spectrum Stoornis (ASS) in de vorm van de stoornis van Asperger en de parafilieën versterken elkaar. Vanuit de ASS heeft betrokkene weinig voorstellingsvermogen en fantasieën, noch kan hij zich goed (seksueel) inleven in een ander en is hiervoor afhankelijk van (internet)beelden. Vanwege de seksuele scheefgroei uitmondend in de twee parafilieën heeft betrokkene het één met het ander gecombineerd en is overgegaan tot daadwerkelijk seksueel misbruik van (zeer) jonge kinderen. Betrokkene accepteert zijn pedofiele gevoelens niet en heeft weinig zicht op zijn beperkingen. Als riscofactoren heeft betrokkene zijn emotionele congruentie met betrekking tot kinderen en voorts zijn rationalisatie gecombineerd met een goede intelligentie; hij voelt zich duidelijk kind onder de kinderen en hij denkt in de penitentiaire inrichting dat hij zijn gedrag onder controle heeft, maar dit is slechts beperkt zo, omdat hij weinig verinnerlijkte controle heeft op denken, voelen en doen. Betrokkene is sterk afhankelijk van externe structuur en de ASS veroorzaakt dat betrokkene dingen verheimelijkt en niet open is.
Een klinische 24-uursbehandeling met een hoog zorg- en beveiligingsniveau is aangewezen. Naast acceptatie van zijn pedofilie en de beperkte verandermogelijkheden dienaangaande moet betrokkene openheid gaan geven over zijn seksuele fantasieën en tot slot leren inmenging op situatieve controle te accepteren. Voorts zal betrokkene ziekte-inzicht en probleembesef moeten ontwikkelen ten aanzien van de ASS. Deze behandeling zal langdurig moeten zijn. Diverse behandelmodaliteiten zijn overwogen. Betrokkene is vanwege de complexe problematiek en het beperkt beveiligingsniveau niet geschikt voor behandeling binnen een FPA. De mogelijkheid is onderzocht of betrokkene in een FPK opgenomen zou kunnen worden in het kader van een tbs met voorwaarden. Dit bleek niet haalbaar. Onderzoekster zou betrokkene het liefst zien in een tbs-kliniek (ook wel Forensisch Psychiatrisch Centrum) met uitvoerige expertise op het gebied van ASS en zeden (bijvoorbeeld de Van Mesdagkliniek), alwaar hij in alle rust en veiligheid leert omgaan met zijn beperkingen. Qua juridisch kader acht onderzoekster een tbs met dwangverpleging het meest aangewezen vanwege het beperkte ziekte-inzicht/probleembesef bij betrokkene en de langdurige (medische) zorg die betrokkene behoeft. Anderzijds dient de maatschappij, waaronder zeer jonge pre-verbale kinderen, tegen betrokkene beschermd te worden. Extra zorgelijk is dat betrokkene in staat is om een vertrouwensrelatie met (oudere) kinderen en hun ouders aan te gaan waardoor hij zichzelf ruime gelegenheid tot misbruik kan scheppen. Tot slot speelt mee dat een holding environment en extreme structuur, zoals betrokkene nu in de PI ervaart en zoals hij vroeger in het schoolinternaat heeft ervaren, hem zichtbaar goed doet.
De rechtbank neemt evenals de reclassering die bij aanvullend rapport van 13 mei 2014 in navolging van beide deskundigen heeft geadviseerd tot oplegging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging de bovenstaande conclusies en adviezen over. Met de psycholoog en de psychiater is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De hierna te kwalificeren feiten (met uitzondering van het feit onder parketnummer 01/839922-13) betreffen misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het misdrijven betreft die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege verpleegd wordt, nu uit voormelde adviezen en de behandeling ter zitting blijkt dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen die verpleging eist. De maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden acht de rechtbank overeenkomstig die adviezen dan ook volstrekt ontoereikend.

Vorderingen benadeelde partij.

Onder verwijzing naar een tweetal arresten van het Gerechtshof Amsterdam van 26 april 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ8885 en ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ8895) heeft de raadsvrouwe niet-ontvankelijkverklaring bepleit voor zover vorderingen zijn ingediend voor schade die de ouders zelf hebben geleden alsmede voor kosten die zij ten behoeve van de kinderen hebben gemaakt (verplaatste schade).
Alvorens tot beoordeling van de individuele vorderingen tot vergoeding van materiële en immateriële schade van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 6], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] over te gaan, overweegt de rechtbank derhalve als volgt.
Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces.
Van rechtstreekse schade is sprake indien iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. In het algemeen beschermen strafbepalingen niet het belang van rechtsopvolgers noch van derde belanghebbenden, zodat doorgaans alleen het slachtoffer zelf zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces.
De rechtbank oordeelt overeenkomstig de aangehaalde arresten dat het voorgaande meebrengt dat ouders in de onderhavige strafrechtelijke procedure niet kunnen worden ontvangen in hun eigen vorderingen. Dit betekent geenszins dat de verdachte niet aansprakelijk zou zijn voor de door de ouders in zoverre gestelde schade, maar dat het aan de burgerlijke rechter is om die aansprakelijkheid vast te stellen. Dit geldt zowel voor de schade die de ouders zelf hebben geleden als voor de kosten die zij ten behoeve van de kinderen hebben gemaakt en die als zogeheten verplaatste schade als bedoeld in artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking zouden kunnen komen. Aangezien het ook bij een op die bepaling gebaseerde vordering gaat om een vordering van de ouders uit eigen hoofde en niet om een vordering van de kinderen zelf, staat ook hier de omstandigheid dat de ouders geen slachtoffer zijn in de zin van de artikelen 51a e.v. van het Wetboek van Strafvordering in de weg aan de ontvankelijkheid van hun vorderingen in zoverre.
Op grond van het hiervoor overwogene concludeert de rechtbank dat zij slechts bevoegd is om vorderingen tot vergoeding van de door de kinderen geleden
immateriëleschade
– welke vorderingen door de ouders als hun wettelijke vertegenwoordigers zijn ingediend – inhoudelijk te beoordelen.
De rechtbank zal de vorderingen van de minderjarigen ter zake immateriële schade toewijzen als na te melden, aangezien deze vorderingen immateriële schade betreffen die door de kinderen rechtstreeks is geleden door de door verdachte gepleegde feiten.
De rechtbank zal ook de wettelijke rente toewijzen voor zover gevorderd, waarbij de rechtbank als ingangsdatum zal uitgaan van de laatste dag van de bewezen verklaarde periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden, nu niet kan worden vastgesteld op exact welke eerdere data het misbruik heeft plaatsgevonden.

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1].

Ter zake immateriële schade wordt een vergoeding gevorderd van € 7.600,- en ter zake materiële schade een bedrag van € 240,85, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht de gevorderde immateriële schadevergoeding niet zonder meer toewijsbaar.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een immateriële schadevergoeding (post 2) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid begroot op een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de overige gevorderde immateriële schadevergoeding afwijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde materiële schade (post 1 / door de moeder van het slachtoffer gemaakte reiskosten), omdat in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade als vorenoverwogen.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering aan de civiele rechter voorleggen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2].

De benadeelde partij vordert ter zake immateriële schadevergoeding een bedrag van
€ 4.000,- en ter zake materiële schadevergoeding een bedrag van € 77,33, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de gevorderde schade integraal toewijsbaar en vordert tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een immateriële schadevergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid begroot op een bedrag van € 4.000,- (post 2), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde materiële schadevergoeding (post 1 / door de ouders van het slachtoffer gemaakte reiskosten), aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade als hiervoor overwogen.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering aan de civiele rechter voorleggen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2013 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3].

De benadeelde partij vordert immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.500,- en materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 46,10, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen opmerkingen ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, immateriële schadevergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid begroot op een bedrag van € 1.500,- (post 2), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, te weten materiële schadevergoeding (post 1), aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade zoals vorenoverwogen.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering aan de civiele rechter voorleggen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2013 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4].

De benadeelde partij vordert ter zake immateriële schade een bedrag van € 5.000,- en ter zake materiële schade een bedrag van 278,60. Beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de gevorderde immateriële schade en voorts ter zake materiële schade een bedrag van € 24,40 aan reiskosten toewijsbaar. Voor het overige deel van de materiële schade dient niet-ontvankelijkverklaring te volgen. De officier van justitie vordert tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is subsidiair van oordeel dat de vordering ter zake immateriële schade onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, immateriële schadevergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid begroot op een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, te wetten materiële schadevergoeding, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade zoals hiervoor is overwogen.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering aan de civiele rechter voorleggen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2011 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5].

De gemachtigde van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting de vordering gewijzigd, in die zin dat thans ter zake immateriële schade een bedrag van € 1.500,- wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ter zake materiële schade wordt een bedrag gevorderd van € 262,32, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij integraal toewijsbaar en vordert tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich ter zake de immateriële schade aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, immateriële schadevergoeding (post 4) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid begroot op een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, te weten materiële schadevergoeding / door de ouders gemaakte reiskosten, telefoonkosten en parkeerkosten (post 1 t/m 3), aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering aan de civiele rechter voorleggen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2005 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 6].

De benadeelde partij vordert ter zake immateriële schade een bedrag van € 3.000,- en ter zake materiële schade een bedrag van € 59,87, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, immateriële schadevergoeding (post 2) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid begroot op een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal het overige deel van de vordering ter zake immateriële schadevergoeding afwijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ter zake materiële schadevergoeding (post 1 / door de ouders van het slachtoffer gemaakte reiskosten), aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade zoals reeds hiervoor is overwogen.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering aan de civiele rechter voorleggen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2013 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 7].

De benadeelde partij vordert ter zake immateriële schade een bedrag van € 5.000,- en ter zake materiële schade een bedrag van € 470,64, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier vordert integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.Naar het oordeel van de verdediging dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, omdat er onvoldoende bewijs is om tot veroordeling van verdachte te komen. Subsidiair verzoekt de verdediging de gevorderde immateriële schade te matigen. Eveneens subsidiair acht de verdediging de gevorderde materiële schade integraal voor toewijzing vatbaar.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding (post 1) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid begroot op een bedrag van € 2.500,- en materiële schadevergoeding (post 2 / reiskosten van het slachtoffer en post 3 / eigen risico zorgverzekering van het slachtoffer ) tot een bedrag van
€ 470,64, vermeerderd met de wettelijke rente over de immateriële schadevergoeding vanaf 1 januari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening en over de materiële schadevergoeding vanaf 12 mei 2014, zijnde de datum van indienen van de vordering bij gebreke aan andere data omtrent het ontstaan van de materiële schade, ook tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank wijst de vordering ter zake immateriële schadevergoeding voor het overige af..
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente over de immateriële schadevergoeding vanaf 1 januari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening en over de materiële schadevergoeding vanaf 12 mei 2014, zijnde de datum van indienen van de vordering bij gebreke aan andere data omtrent het ontstaan van de materiële schade, ook tot de dag der algehele voldoening.

Beslag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert onttrekking aan het verkeer van de op de beslaglijst met parketnummer 01/865031-13 onder de nummers 1 t/m 8 en 10 vermelde voorwerpen, alsmede het op de beslaglijst met parketnummer 01/839922-13 vermelde voorwerp. De officier van justitie vordert verbeurdverklaring van het onder verdachte in beslag genomen fototoestel (parketnummer 01/865031-13 onder nummer 9).
De verdedigingheeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
Het oordeel van de rechtbank.
De onder verdachte in beslag genomen goederen vermeld op de beslaglijst met parketnummer 01/865031-13 nummers 1, 3 t/m 8, en 10 betreffen computers en een aantal (andere) gegevensdragers. Deze voorwerpen zijn door verdachte gebruikt om kinderpornografisch materiaal op te slaan. In de oranje fotomap, vermeld op de beslaglijst met parketnummer 01/839922-13, is eveneens kinderpornografisch materiaal aangetroffen.
Nu een deel van de bewezen geachte feiten onder genoemde parketnummers zijn begaan met behulp van de in beslag genomen fotomap en de computers en andere gegevensdragers en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, zal de rechtbank deze goederen onttrekken aan het verkeer.
De rechtbank stelt vast dat het op de beslaglijst met parketnummer 01/865031-13 onder 2 opgenomen papier schetsen bevat van een kind. Omdat deze schetsen niet met toestemming van de ouders van het betreffende kind zijn gemaakt, zal dit papier eveneens worden onttrokken aan het verkeer, omdat de rechtbank van oordeel is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen fototoestel vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp waarvan een aantal feiten onder (parketnummer 01/865031-13) zijn begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van dat feit aan verdachte toebehoorde.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 57, 240b, 244, 247 en 247 oud, 248, 248d.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 3:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 4:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 5:
een gegevensdrager, bevattende aan afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 6:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd;
T.a.v. parketnummer 01/839922-13:
een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
T.a.v. parketnummer 01/860130-14:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, parketnummer 01/839922-13 en parketnummer 01/860130-14:
Gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar,met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, parketnummer 01/839922-13 en parketnummer 01/860130-14:
Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 5:
Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten:
- 3 stk Cd-Rom, goednr 713721
- papier/schetsen, goednr 713718
- computer, Mycom, kleur grijs, goednr 713698
- usb-stick, ICIDU 32 GB, goednr 713691
- computer, Samsung tablet, goebr 713688
- computer, MSI615, notebook, goednr 713683
- gsm, HTC, kleur zwart, goednr 714204
- computer ALIENWARE Notebook, kleur zwart, goednr 718415
- gegevensdrager SANDISK ULTRAII, kleur zwart, goednr 775172
T.a.v. parketnummer 01/839922-13:
Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten:
- map, kleur oranje, goednr 772806
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 5, feit 6:
Verbeurdverklaring van het in beslag genomen goed, te weten:
- fototoestel, Samsung, goednr 713682
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), ter zake immateriële schadevergoeding (post 2).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de ten uitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ter zake immateriële schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, te weten materiële schadevergoeding (post 1), niet-ontvankelijk is.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 5.000,00 subsidiair 60 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding (post 2).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] ,van een bedrag van EUR 4.000,- (zegge: vierduizend euro), te weten immateriële schadevergoeding (post 2).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering betreffende materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk is.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 4.000,00 subsidiair 50 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 4.000,- (zegge: vierduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schadevergoeding (post 2).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] ,van een bedrag van EUR 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), ter zake immateriële schadevergoeding (post 2).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering ter zake materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk is.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.500 subsidiair 25 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schadevergoeding (post 2) .
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 4:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), ter zake immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering te weten ter zake materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk is.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 5.000,00 subsidiair 60 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. parketnummer 01/865031-13, feit 6:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5], van een bedrag van EUR 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), ter zake immateriële schadevergoeding (post 4).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering te weten ter zake materiële schadevergoeding (post 1 t/m 3) niet-ontvankelijk is.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.500,00 subsidiair 25 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] van een bedrag van EUR 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schadevergoeding (post 4).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. parketnummer 01/839922-13:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van een bedrag van EUR 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), te weten immateriële schadevergoeding (post 2).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij ter zake immateriële
schadevergoeding voor het overige.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, te weten ter zake materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk is.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.000,00 subsidiair 30 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] van een bedrag van EUR 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. Het bedrag betreft immateriële schadevergoeding (post 2)
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. parketnummer 01/860130-14:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] van een bedrag van EUR 2.970,64 (zegge: negenentwintighonderdzeventig euro en vierenzestig cent), te weten EUR 2.500,- immateriële schadevergoeding (post 1) en een bedrag van EUR 470,64 materiële schadevergoeding (post 2 en 3).
Het toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ter zake immateriële schade voor
het overige af.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.970,64 subsidiair 39 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] van een bedrag van EUR 2.970,64 (zegge: negenentwintighonderdzeventig euro en vierenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 39 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
EUR 2.500,- immateriële schadevergoeding (post 1) en een bedrag van EUR 470,64 ter zake materiële schadevergoeding (post 2 en 3).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 28 mei 2014.