In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 april 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een ambtenaar van de gemeente Eindhoven, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. Eiser was sinds 2002 werkzaam bij de gemeente en was in januari 2009 afdelingshoofd Staf, sector Publiekscontacten. In september 2012 heeft eiser tijdens een avondopenstelling documenten vanuit het Stadskantoor van de gemeente Eindhoven in zijn auto geladen en mee naar huis genomen. Dit leidde tot een onderzoek door het Bureau Integriteit, dat concludeerde dat de documenten geen persoonlijke eigendommen van eiser waren, maar eigendom van de gemeente, inclusief privacygevoelige informatie van burgers.
Eiser werd op 14 september 2012 geschorst en kreeg op 29 maart 2013 de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag opgelegd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verwijten van verweerder aan eiser onvoldoende waren onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat het verwijt dat eiser ongeoorloofd gemeentelijke eigendommen had meegenomen niet voldoende was gestaafd. Eiser had wel transparanter moeten handelen, maar dit rechtvaardigde niet het opgelegde ontslag.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen dat in overeenstemming is met de beperkte ernst van het plichtsverzuim. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie in het handelen van ambtenaren, maar ook de noodzaak van een evenredige reactie op plichtsverzuim.