In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 9 april 2014, gaat het om een beroepschrift van een betrokkene tegen beslissingen van de officier van justitie met betrekking tot 38 beschikkingen voor overtredingen van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De betrokkene, die zijn adreswijziging niet correct verwerkt zag door het CJIB, heeft aangevoerd dat hij nooit de beslissing van de officier van justitie heeft ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij zijn standpunt toegelicht en verzocht om een proceskostenvergoeding. De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie heeft erkend dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, gezien de administratieve fouten van het CJIB.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betrokkene ontvankelijk is in zijn beroep, ondanks dat hij niet tijdig tegen enkele beslissingen in beroep is gegaan. De rechter heeft vastgesteld dat de sancties, die in een volledig geautomatiseerd proces zijn opgelegd, niet kunnen worden herleid naar een bevoegde opsporingsambtenaar. Dit leidt tot de conclusie dat de opgelegde sancties niet in stand kunnen blijven. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissingen vernietigd. Tevens is er een proceskostenvergoeding van € 20,- per zaak toegekend, wat in totaal € 760,- bedraagt voor de 38 zaken.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt de noodzaak van zorgvuldige administratieve procedures bij het opleggen van sancties en de gevolgen van geautomatiseerde processen zonder menselijke tussenkomst. De uitspraak is van belang voor de rechtsbescherming van burgers in het kader van administratieve handhaving van verkeersvoorschriften.