ECLI:NL:GHARL:2014:1236

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 februari 2014
Publicatiedatum
19 februari 2014
Zaaknummer
WAHV 200.119.209
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Beswerda
  • J. van Schuijlenburg
  • M. de Witt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van ambtenaren bij opleggen administratieve sancties in verkeerszaken

In deze zaak, die voortvloeit uit een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 februari 2014 uitspraak gedaan. De zaak betreft de vraag of een administratieve sanctie is opgelegd door een daartoe bevoegde ambtenaar, zoals vereist door artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De zaak is een vervolg op een tussenarrest van 7 oktober 2013, waarin het hof reeds had vastgesteld dat de sanctie niet kon worden herleid naar een specifieke opsporingsambtenaar.

Tijdens de procedure is gebleken dat de RDW bij registercontroles de verbalisantcode 404040 vermeldt, maar dat uit deze code niet kan worden afgeleid welke ambtenaar de sanctie heeft opgelegd. De advocaat-generaal heeft aanvullende informatie verstrekt, maar deze heeft niet geleid tot de vaststelling dat de sanctie door een bevoegde ambtenaar is opgelegd. Het hof heeft geconcludeerd dat de sanctie niet in stand kan blijven, omdat niet is komen vast te staan dat deze is opgelegd door een daartoe bevoegde ambtenaar. De kantonrechter heeft de inleidende beschikking terecht vernietigd, zij het op andere gronden.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden. Dit arrest benadrukt het belang van de bevoegdheid van ambtenaren bij het opleggen van administratieve sancties en de noodzaak om deze bevoegdheid te kunnen herleiden naar specifieke personen, om zo rechtszekerheid te waarborgen voor de betrokkenen.

Uitspraak

WAHV 200.119.209
20 februari 2014
CJIB 156258696
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 2 oktober 2012
betreffende
[de betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [plaats],
voor wie als gemachtigde optreedt [de gemachtigde],
wonende te [plaats].

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 7 oktober 2013 (ECLI:NL:GHARL:2013:7354, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl ) wordt hier overgenomen en geacht te zijn ingevoegd.

Het verdere procesverloop

Op 13 december 2013 is aanvullende informatie van de advocaat-generaal ingekomen. Dit betreft een ongedateerd schrijven met bijlagen van [naam], Unitmanager Handhaving, afdeling Registratie en Informatie bij de RDW te Veendam.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld hierop een reactie te geven. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1.
Zoals het hof reeds heeft gesteld in het tussenarrest, zijn ingevolge artikel 3, tweede lid, van de WAHV de in het eerste lid bedoelde ambtenaren bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie ter zake van de door hen of op geautomatiseerde wijze vastgestelde gedragingen aan personen die de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt.
2.
In het onderhavige geval is een sanctie opgelegd ter zake van een op geautomatiseerde wijze vastgestelde gedraging, waarbij in het zaakoverzicht de verbalisantcode 404040 is vermeld. In het hoger beroepschrift heeft de officier van justitie gesteld dat de verbalisantcode 404040 wordt toegepast om onderscheid te kunnen maken tussen een geautomatiseerd proces en een handeling van een buitengewoon opsporingsambtenaar van de RDW. Bij het tussenarrest heeft het hof de advocaat-generaal verzocht de vraag te beantwoorden of in dit geval, alsmede in hiermee vergelijkbare gevallen, de sanctie is opgelegd door een daartoe bevoegde ambtenaar in de zin van voormelde bepaling.
3.
Naar aanleiding hiervan heeft de advocaat-generaal bovengenoemd schrijven met bijlagen van [naam] in het geding gebracht.
4.
Het hof heeft op grond van deze informatie evenwel niet kunnen vaststellen dat de onderhavige sanctie door een bevoegde ambtenaar in de zin van voormeld wetsartikel is opgelegd. Uit het schrijven van [naam] begrijpt het hof dat uit de verbalisantcode 404040 niet kan worden herleid welke opsporingsambtenaar in een concreet geval daadwerkelijk de gedraging heeft vastgesteld op basis van controle van het geautomatiseerde proces en vervolgens ter zake hiervan een administratieve sanctie heeft opgelegd. [naam] stelt (enkel) dat hij de hoedanigheid van buitengewoon opsporingsambtenaar bezit en dat hij gekoppeld is aan, en (naar het hof begrijpt op grond van zijn functie als Unitmanager Handhaving) verantwoordelijk is voor, de zaken met verbalisantcode 404040. Ook nadat van de zijde van de advocaat-generaal hier expliciet naar is gevraagd, is echter niet de vraag beantwoord welke opsporingsambtenaar ter zake van de onderhavige gedraging een administratieve sanctie heeft opgelegd.
5.
Het voorgaande leidt er toe dat niet is komen vast te staan dat de sanctie door een daartoe bevoegde ambtenaar is opgelegd. Dit brengt mee dat de inleidende beschikking, waarbij die sanctie is opgelegd, niet in stand kan blijven. De kantonrechter heeft de inleidende beschikking dan ook terecht vernietigd, zij het op andere gronden. Het hof zal die beslissing daarom bevestigen, met verbetering van gronden.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mrs. Beswerda, Van Schuijlenburg en De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.