ECLI:NL:RBOBR:2014:1915
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.A. Buijs
- N.I.B.M. Buljevic
- W.T.A.M. Verheggen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor verkrachting met bewezenverklaring van mishandeling en huisvredebreuk
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting, mishandeling van zijn levensgezel en huisvredebreuk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verkrachtingsbeschuldiging, omdat niet voldaan was aan het bewijsminimum van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van het slachtoffer onvoldoende steun vond in andere objectieve bewijsmiddelen, waardoor de juridische maatstaf van wettig en overtuigend bewijs niet was gehaald. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zijn levensgezel meermalen heeft mishandeld en op 8 januari 2013 wederrechtelijk in haar woning is binnengedrongen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn ex-vriendin op grove wijze heeft mishandeld, wat een grote inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit met zich meebracht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 4 maanden op, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding van € 845,33 aan het slachtoffer, bestaande uit immateriële en materiële schade.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste normhandhaving en de bescherming van slachtoffers van geweldsdelicten.