In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 3 december 2013, staat de vraag centraal of er een causaal verband bestaat tussen de door eiseres, VLN Handelsonderneming B.V., gestelde inkomensschade en een planologische maatregel. Eiseres had een verzoek ingediend om planschadevergoeding, dat door verweerder, de raad van de gemeente Maasdonk, was afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat het advies van het Kenniscentrum voor Overheid en Bestuur (KOB) onjuist of onzorgvuldig was. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen deskundigenrapport heeft overgelegd ter ondersteuning van haar claims.
Het proces begon met een verzoek van eiseres in 2002 om planschadevergoeding, dat uiteindelijk leidde tot een afwijzing door verweerder in 2012. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld, waarbij het wettelijk kader werd gevormd door artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is voor een aantoonbare negatieve invloed van de planologische ontwikkeling op de bedrijfsvoering van eiseres.
De rechtbank stelt vast dat de omzet van eiseres in de jaren na de wegombouw is gegroeid, en dat de stellingen van eiseres over de afhankelijkheid van passerende klanten niet overtuigend zijn. De rechtbank oordeelt dat het KOB op basis van de overgelegde jaarcijfers tot een juiste conclusie is gekomen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.