Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 november 2013 in de zaak tussen
[eiseres],
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.G.F. Vliegenberg, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister waarin een boete van € 181.900 was opgelegd wegens 43 overtredingen van artikel 18b, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). De boete was vastgesteld na een inspectie door de Arbeidsinspectie, waarbij 43 werknemers in de onderneming van eiseres waren aangetroffen. Eiseres had geen gegevens overgelegd die de aard van de arbeidsrelatie, het ontvangen loon en vakantiebijslag of het aantal gewerkte uren van deze werknemers konden aantonen. Eiseres voerde aan dat zij niet in staat was om de gevraagde gegevens te overleggen omdat zij op dat moment gedetineerd was. De rechtbank oordeelde echter dat dit geen grond was voor vermindering van de boete, aangezien eiseres zelf verantwoordelijk was voor haar situatie en niet had aangetoond dat zij de maximale zorg had betracht om de overtredingen te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde boete niet onevenredig hoog was, gezien de herhaalde overtredingen van de Wml en de Wet arbeid vreemdelingen door eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.