ECLI:NL:RBOBR:2013:5992
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om tegemoetkoming in faunaschade op basis van Flora- en faunawet
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een varkenshouder, en het bestuur van het Faunafonds. De eiser had verzocht om een tegemoetkoming in faunaschade die hij zou hebben geleden door een ziek wild zwijn. Het primaire besluit van het Faunafonds om dit verzoek niet te behandelen, werd door de rechtbank beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de meldingstermijn van zeven dagen, zoals voorgeschreven in de Flora- en faunawet, redelijk was en dat er geen informatieplicht of doorzendplicht bestond voor het Centraal Instituut voor Dierziekte Controle (CIDC). De rechtbank concludeerde dat de causaliteit en de hoogte van de schade niet voldoende waren onderbouwd door de eiser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser te laat was met zijn verzoek om schadevergoeding, aangezien hij dit pas op 30 augustus 2012 indiende, terwijl hij al op 17 april 2012 op de hoogte was van de schade. De rechtbank oordeelde dat het Faunafonds het verzoek terecht buiten behandeling had gesteld, omdat de indiening niet voldeed aan de vereisten van de Regeling vaststelling Beleidsregels Schadevergoeding van het Faunafonds. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.