ECLI:NL:RBOBR:2013:5920
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag op onjuiste wettelijke grondslag met toepassing van artikel 6:22 Awb
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 oktober 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch. Eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), welke door verweerder op 18 oktober 2012 werd afgewezen. Tevens werd een ten onrechte betaald voorschot van € 200,00 teruggevorderd. Eiser ging in beroep tegen het besluit van 23 januari 2013, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 24 oktober 2013 was eiser niet aanwezig, maar verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich op 26 juli 2012 had gemeld voor een bijstandsuitkering en dat er onderzoek is verricht naar zijn woonsituatie. Observaties toonden aan dat eiser niet op het opgegeven adres woonde, wat leidde tot de conclusie dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening. Eiser voerde aan dat hij als voormalig vluchteling in een moeilijke situatie verkeerde en dat hij soms bij vrienden verbleef. De rechtbank oordeelde echter dat de onderzoeksresultaten onvoldoende bewijs boden voor de stelling dat eiser buiten de gemeente woonde.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was, maar op basis van een onjuiste wettelijke grondslag. De rechtbank besloot het bestreden besluit in stand te laten op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat er geen benadeling van eiser was aangetoond. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter E.J.J.M. Weyers, in aanwezigheid van griffier drs. J.G.J. van Geesink.