ECLI:NL:RBOBR:2013:4548

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
19 augustus 2013
Zaaknummer
C-01-199842 - HA ZA 09-2210
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Advies van belastingadviseur over inbreng onroerend goed in Monumenten B.V. en schadeberekening

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, ging het om een geschil tussen drie eisers en de openbare maatschap Inventive Control Accountants en Belastingadviseurs. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.J.H.M. Berndsen, stelden dat het advies van de belastingadviseur om onroerend goed in te brengen in een Monumenten B.V. in plaats van het door de kinderen te laten verwerven, hen schade had berokkend. De rechtbank oordeelde dat de schade als gevolg van de fout van Inventive Control vastgesteld moest worden op € 61.907,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 8 september 2009. De rechtbank wees ook een schadevergoeding van € 162.149,- toe aan de eisers sub 2 en 3, eveneens vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden buitengerechtelijke kosten van € 4.000,- toegewezen, en werd Inventive Control veroordeeld in de proceskosten, die op € 16.339,98 werden begroot. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is uitgesproken op 24 juli 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/199842 / HA ZA 09-2210
Vonnis van 24 juli 2013
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. F.J.H.M. Berndsen te Breda,
tegen
de openbare maatschap
INVENTIVE CONTROL ACCOUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. N.E.N. de Louwere te Waalre.
Partijen zullen hierna tezamen [eisers sub 1 t/m 3] , en eiser 1 individueel [eiser sub 1] en eisers 2 en 3 [eisers sub 2 en 3] genoemd worden. Gedaagde zal worden aangeduid met Inventive Control.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 januari 2013
  • de akte na tussenvonnis van [eisers sub 1 t/m 3]
  • de antwoordakte na tussenvonnis van Inventive Control
  • de akte van [eisers sub 1 t/m 3]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 30 januari 2013 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of zij met betrekking tot [adres] zelf een schadeberekening kunnen maken of dat dat overgelaten moet worden aan de deskundige en over de vraag of van [eiser sub 1] verwacht had mogen worden de belasting op de vrij te vallen HIR direct af te rekenen in plaats van het inbrengen van [adres] in de BV.
Tevens is [eisers sub 1 t/m 3] in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over een tweetal schadeposten.
2.2.
In hun akten hebben partijen de rechtbank laten weten dat zij zelf in staat zijn, uitgaande van de door de rechtbank vastgestelde waarde van [adres] van € 296.000,- per 1 januari 2007, de schade te berekenen. Zij hebben die berekening beiden gemaakt volgens dezelfde methodiek. [eisers sub 1 t/m 3] komt uit op een bedrag van € 63.036,-. Inventive Control komt uit op een bedrag van € 61.907,-, stellende dat [eisers sub 1 t/m 3] abusievelijk is uitgegaan van de datum 1 januari 2007 in plaats van 1 januari 2008. Hoewel [eisers sub 1 t/m 3] in reactie op de akte van Inventive Control nog een akte heeft genomen, is hij op dit punt niet meer ingegaan. Gelet hierop en op het geringe verschil, dat geen nadere proceshandelingen rechtvaardigt, zal de rechtbank de berekening van Inventive Control volgen en de schade vaststellen op een bedrag € 61.907,-.
2.3.
Wat betreft de vraag of van [eiser sub 1] verwacht had mogen worden de belasting op de vrij te vallen HIR direct af te rekenen, zijn beide partijen het er over eens dat daarvoor in 2008 een bedrag van ca. € 74.125,- benodigd was. [eiser sub 1] voert aan dat daartoe de liquide middelen ontbraken. Ter onderbouwing daarvan wijst hij op de jaarstukken van Wagenberg BV en van [eiser sub 1] Investments BV. Inventive Control bestrijdt niet dat er in die twee vennootschappen geen of onvoldoende liquide middelen waren. Inventive Control wijst erop dat uit de jaarstukken blijkt dat [eiser sub 1] in privé een schuld had aan [eiser sub 1] Investments BV en dat hij door inlossing van die schuld er voor had kunnen zorgen dat de BV alsnog over de benodigde liquide middelen had kunnen beschikken. Nog los van de vraag of van [eiser sub 1] verwacht had mogen worden op dat moment die schuld in te lossen, is daarmee nog niet gegeven dat [eiser sub 1] in privé over het benodigde liquide bedrag beschikte. Mede gelet op hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 10 november 2010 onder r.o. 4.2. voert Inventive Control onvoldoende feiten en omstandigheden aan die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat van [eiser sub 1] directe afrekening van de HIR verwacht had mogen worden. De schade als gevolg van de fout van Inventive Control wordt gevormd door het hiervoor genoemde bedrag van € 61.907,-. Inventive Control zal veroordeeld worden dit bedrag aan [eiser sub 1] te betalen als na te melden, te verhogen met de wettelijke rente met ingang van 8 september 2009, zijnde de dag van de dagvaarding, zoals gevorderd.
2.4.
Met betrekking tot de twee schadeposten van € 1.120,- en € 1.394,- voert [eisers sub 1 t/m 3] aan dat dit schade betreft van [eisers sub 2 en 3] in hun hoedanigheid van aandeelhouders. Met Inventive Control is de rechtbank van oordeel dat indirecte schade van aandeelhouders niet zonder meer voor vergoeding in aanmerking komt. [eisers sub 1 t/m 3] heeft niets naar voren gebracht wat tot de conclusie zou kunnen leiden dat deze indirecte schade in dit geval voor vergoeding in aanmerking komt. Deze twee vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
2.5.
In het tussenvonnis van 30 januari 2013 heeft de rechtbank in r.o. 2.8. al geoordeeld dat de schadevordering van [eisers sub 2 en 3] tot een bedrag van € 162.149,- te verhogen met de wettelijke rente met ingang van 8 september 2009, zijnde de dag van de dagvaarding, zal worden toegewezen.
2.6.
[eisers sub 1 t/m 3] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en heeft vergoeding daarvan gevorderd tot een bedrag van € 4.000,- conform rapport Voorwerk II. Inventive Control heeft de hoogte van de kosten niet bestreden maar aangevoerd dat de kosten nodeloos zijn gemaakt door de opstelling van [eisers sub 1 t/m 3] die een irreële vordering stelde. Naar thans blijkt wordt de vordering weliswaar niet volledig maar wel grotendeels toegewezen. Het verweer van Inventive Control gaat dan ook niet op. Een bedrag aan € 4.000,- aan buitengerechtelijke kosten komt de rechtbank gelet op de vordering en de complexiteit van de zaak niet onredelijk voor, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal toewijzen.
2.7.
Inventive Control zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers sub 1 t/m 3] worden inclusief de kosten van het voorlopig getuigenverhoor begroot op:
  • dagvaarding € 85,98
  • griffierecht € 4.938,00
  • getuigenkosten € 356,00
  • salaris advocaat €
Totaal € 16.339,98
te vermeerderen met de wettelijke rente zoals gevorderd.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Inventive Control om aan [eiser sub 2] en [eiser sub 3] te betalen een bedrag van € 162.149,- (eenhonderd tweeënzestig duizend en honderd negenenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 8 september 2009 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Inventive Control om aan [eiser sub 1] te betalen een bedrag van € 61.907.- (eenenzestig duizend negenhonderd en zeven euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 8 september 2009 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt Inventive Control om aan [eisers sub 1 t/m 3] te betalen een bedrag van € 4.000, (vierduizend euro),
3.4.
veroordeelt Inventive Control in de proceskosten, aan de zijde van [eisers sub 1 t/m 3] tot op heden begroot op € 16.339,98, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt Inventive Controle in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Inventive Control niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.R.M. van Dam en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2013.