Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
hierna te noemen: verzoeker,
[verweerder 1],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats],
correspondentieadres:[adres],
correspondentieadres: Postbus 83, 8440 AB Heerenveen,
correspondentieadres: Postbus 115, 5690 AC Son,
1.De procedure
18 juli 2013 bericht dat zij geen aanleiding zien om tegen het verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Fw verweer te vervoeren, zodat zij zich te dien aanzien refereren aan het oordeel van de rechtbank.
- verzoeker, bijgestaan door mr. drs. C.P.M. van Boekel, zijn kantoorgenoot
- [B], levenspartner van verzoeker;
- [C] namens [verweerder 1];
- [D] namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bandenservice Acht B.V. (hierna te noemen: Bandenservice), schuldeiser van verzoeker.
Vestiging Finance en [A] hebben bij brieven van 11 juli 2013 respectievelijk 18 juli 2013 aangegeven dat ter zitting van 25 juli 2013 niemand namens Bpf respectievelijk niemand namens [A] ter zitting zal verschijnen.
Namens de stichting Stichting Stimulering Onderwijs en Onderzoek Betonconstructies (hierna te noemen: SOOB), schuldeiser van verzoeker, is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niemand ter zitting verschenen.
2.Het verzoek en het verweer
De vordering van Bpf op verzoeker van € 23.306,57 ter zake van verschuldigde pensioenpremies vertegenwoordigt een aanzienlijk deel van de totale schuld van verzoeker. Voorts zou instemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling een oneerlijke concurrentiepositie opleveren voor de overige vervoerders in Nederland, die wel voldoen aan de wettelijke verplichting van het afdragen van pensioenpremies. Verzoeker heeft de verschuldigde pensioenpremies grotendeels ingehouden op het salaris van zijn voormalige werkgevers, maar hij heeft nagelaten deze premies vervolgens aan Bpf af te dragen. Kennelijk heeft verzoeker deze bedragen voor een ander doel bestemd.
Bpf is meer gebaat bij een faillissement respectievelijk bij toelating tot het wettelijk schuldsaneringstraject van verzoeker. Bpf kan in die situaties namelijk ingevolge artikel 61 van de Werkeloosheidswet ter zake van door de werkgever niet betaalde pensioenpremies een claim bij het UWV neerleggen.
3.De beoordeling
De heer [verzoeker] heeft geen noemenswaardige bezittingen en voor zover deze beschikbaar zijn, worden deze aangewend ten gunste van de schuldeisers.De totale schuld is vastgesteld op € 237.024,- waarbij voor € 129.321,- sprake is van preferente schuldeisers.
met een maximum van het openstaande saldo.
verleent u volledige en onherroepelijke finale kwijting op alle bij u bekende vordering(en). Dit bedrag zal pas worden uitbetaald als alle schuldeisers hun medewerking verlenen.3.1.4. Verzoeker heeft de Belastingdienst aangeboden een bedrag van € 40.865,00 te betalen tegen finale kwijting van zijn belastingschulden. De Belastingdienst heeft daarmee bij beschikking van 5 juni 2012 ingestemd.
€ 1.736,23 gestort. Verder neemt verzoeker in aanmerking dat verzekeringsmaatschappij Achmea ter zake van de nakoming van de aangeboden schuldregeling aan verzoeker een bedrag van € 35.000,00 heeft toegezegd, indien alle schuldeisers van verzoeker met de aangeboden schuldregeling akkoord gaan.
de onder punt 5 vermelde schuldeisers te bevelen akkoord te gaan met het buitengerechtelijk akkoord(…). De onder dit punt 5 genoemde schuldeisers betreffen [verweerder 1], Bpf en Carglass.
€ 22.614,33, dat hij op de derdenrekening van zijn advocaat heeft gestort en hoofdzakelijk de verkoopopbrengst van één vrachtwagen zou betreffen.
Een door verzoeker als productie 12 overgelegd e-mailbericht van Motivity B.V. van 12 oktober 2011 roept evenwel de vraag op of verzoeker bij beëindiging van zijn onderneming alleen één vrachtwagen heeft verkocht of tevens zijn onderneming, te weten aan zijn huidige werkgever [F] Dit e-mailbericht luidt, voor zover hier van belang, immers als volgt:
[G]van 10 april 2013
valt namelijk niet af te leiden wat Achmea aan deze uitkering ten grondslag legt. Het wekt bevreemding dat Achmea, blijkens laatstgenoemd e-mailbericht, aan deze uitkering enkel de voorwaarde verbindt
dat er een akkoord is bereikt met alle schuldeisers. Namens verzoeker is als verklaring voor de voorgenomen uitkering gegeven dat Achmea met de uitkering voor verzoeker een stabiele situatie wil creëren teneinde te voorkomen dat hij wederom arbeidsongeschikt raakt en dan een beroep doet op zijn bij Achmea afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering. Deze verklaring volgt evenwel niet uit het e-mailbericht van 10 april 2013 en ook anderszins is daarvan niet gebleken.