Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiser 1],
[eiser 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 31 oktober 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 26 februari 2013.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
De nakoming van de overeenkomst van 29 september 2008.
‘…toekomstig te verstrekken leningen aan u …’. De al door de rechtbank gememoreerde achtergrond, het goedmaken van verliezen uit het verleden, is als steun voor een dergelijke uitleg in ieder geval onvoldoende. Dit geldt ook voor de door [eiser 1 c.s.] aangehaalde tekst van de e-mail van [eiser 1] aan [RABO medewerker 1] van 18 augustus 2008 (productie 2 [eiser 1 c.s.]). Daarin staat weliswaar genoemd
‘ING lening onder hyp. Volume’, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het de bedoeling van partijen was om deze (bestaande) financiering over te (laten) nemen door de Rabobank, maar op de regel daarvoor staat
‘Eventuele overname ING lening afloss. vrij’. Ook uit deze e-mail en met name het woord ‘eventuele’ kan niet de bedoeling van partijen worden afgeleid om op de Rabobank de verplichting te leggen om deze lening (of andere leningen) over te nemen.
“Op maandag 2 juni jl. hebben we uitgebreid gesproken over jullie dollarpositie en zijn wij uitgebreid ingegaan op het indekken van het renterisico van jullie huidige financieringen. In de bijlage zullen enkele treasurymogelijkheden hiertoe worden besproken.”(productie 5 [eiser 1 c.s.]). Bij dagvaarding (punt 4) heeft ook [eiser 1 c.s.] erkend dat het gesprek op 2 juni 2008 als onderwerp had het indekken van renterisico’s op de huidige financieringen. Ook in de e-mail van 30 oktober 2008 waarin [eiser 2] bij de Rabobank vraagt om een afkoopsom, legt hij expliciet het verband tussen de derivaten en het bestaande project [project 3]. Gelet op dit alles, alsmede op het feit dat de derivaten zijn afgesloten op in ieder geval 4 augustus 2008 (de datum van de Bevestigingen, volgens de Rabobank telefonisch al op 3 juli 2008) en dus ruim vóór het aangaan van de overeenkomst van 29 september 2008 waarin afspraken zijn gemaakt omtrent mogelijke nieuwe financieringen, heeft [eiser 1 c.s.] haar stelling dat het afsluiten van de derivaten niets te maken hadden met de bestaande financieringen, maar juist als voorwaarde werden gesteld voor het aangaan van nieuwe financieringen in het licht van de betwisting van de Rabobank, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat verder dus voorbij aan deze feitelijke grondslag voor het beroep op dwaling/ misbruik van omstandigheden/ tekortschieten in de zorgplicht.
‘van toepassing zijnde treasuryproducten’, waaronder de rechtbank onderhavige derivaten verstaat. Dat in 2006 met [eiser 1 c.s.] over treasuryproducten zou zijn gesproken, zoals de Rabobank heeft gesteld, maakt dit niet anders. De Rabobank heeft dit standpunt namelijk in het geheel niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met een uiteenzetting welke producten er in 2006 precies zijn besproken en welke documentatie toen aan [eiser 1 c.s.] is verstrekt. Gesteld noch gebleken is verder dat [eiser 1 c.s.] in 2006 derivaten heeft afgesloten. Voor zover het zou gaan om eerdere ervaring met valutaswaps (zoals ook blijkt uit het door de Rabobank overgelegde TIF), dan staat vast dat die ervaring van [eiser 1] heeft geleid tot een geschil met de Rabobank waarin zij ook heeft gesteld onvoldoende te zijn voorgelicht, welk geschil uiteindelijk heeft geresulteerd in de (vaststellings)overeenkomst van 29 september 2008. Dit kan dan ook bezwaarlijk een genoegzame ervaring van [eiser 1 c.s.] met treasuryproducten zijn geweest. De rechtbank neemt daarbij als vaststaand aan, nu [eiser 1 c.s.] dat onbetwist nader heeft gesteld ter comparitie, dat [eiser 1] als opleiding één jaar MAVO en een boekhouddiploma heeft genoten en dat [eiser 2] een HBO-opleiding Business & Communication heeft gedaan en niet een financiële opleiding op dit niveau, zoals de Rabobank bij antwoord heeft gesteld. De Rabobank heeft, zoals [eiser 1 c.s.] onbetwist heeft gesteld, los van het inventariseren van de ervaring van [eiser 1 c.s.] middels het (laten) invullen van het TIF geen nader onderzoek gedaan naar haar ervaring met derivaten. De rechtbank neemt dit dan ook als vaststaand aan. Dit geldt ook voor het door [eiser 1 c.s.] gestelde feit dat zij geen of weinig risico wenste te lopen op deze producten: ook dit staat onder de vragen 2.3 van het door de Rabobank overgelegde door of namens [eiser 1 c.s.] ingevulde TIF formulier aangegeven, te weten:
‘Risicoacceptatie: Laag (standaard)’en
‘Risicoprofiel: Defensief (standaard)’.
‘Er wordt (g)een premie betaald. […]’ ‘Deze transactie is zero cost. Echter op het moment dat de…’. De pagina’s waarin deze zin wordt vervolgd, ontbreken. Op het punt van de kosten van dit derivaat is deze informatie dus op zijn minst onduidelijk. Ten aanzien van de tweede bijlage, waarin de ‘Uitgestelde Renteruil’ wordt toegelicht, is ook opgenomen de zinsnede:
‘Er wordt geen premie betaald’(dit alles: productie 5 [eiser 1 c.s.]). In het TIF en de OFD zijn geen gegevens opgenomen ten aanzien van de (specifieke) kosten van de derivaten. In de Bevestiging van de Swap zijn geen gegevens over een te betalen premie opgenomen en in de Bevestiging van de Collar is expliciet opgenomen dat er geen premie verschuldigd is. Ook op dit punt zal de Rabobank de rechtbank nader dienen te informeren. Zij kan hierbij aangeven welke (schriftelijke) informatie aan [eiser 1 c.s.] is verstrekt over de kostenstructuur van de derivaten, alsmede haar standpunt dat [eiser 1 c.s.] welbewust zowel de Swap als de Collar heeft afgesloten, toelichten, bijvoorbeeld door haar stelling dat [eiser 2] beide derivaten op 3 juli 2008 telefonisch heeft afgesloten, nader te onderbouwen.
5.De beslissing
31 juli 2013voor het nemen van een akte door de Rabobank over hetgeen is vermeld onder 4.19 en 4.20, waarna [eiser 1 c.s.] op de rol van
vierweken daarna een antwoordakte kan nemen,