Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De verwijzing naar ‘bestaande recreatieve bewoning’ in artikel 29.1 onder c van het bestemmingsplan Verbrede reikwijdte moet ook zo worden begrepen. Dit is een bevestiging dat op het perceel sprake is van bestaande recreatieve bewoning. De passage is niet bedoeld om de maatvoering van de recreatiewoning te bevriezen. De maatvoering van de woning is op andere wijze begrensd, namelijk via de bouwregels van artikel 29.2 van het bestemmingsplan Verbrede reikwijdte.
Dat de passage ‘bestaande recreatieve bewoning’ niet met zich meebrengt dat de recreatiewoning niet mag worden vergroot ten opzichte van de bestaande situatie, volgt uiteraard ook uit de gang van zaken voorafgaand aan de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Verbrede reikwijdte hebben gemeenteraad en college specifiek eisers bouwplan voor ogen gehad. Besloten is om het bestemmingsplan op die manier vast te stellen dat het bouwplan mogelijk gemaakt werd. Voor het college en de gemeenteraad is het ook altijd duidelijk geweest dat het bouwplan zag op een recreatief te gebruiken woning.
Voor zover op basis van een grammaticale uitleg tot een ander oordeel wordt gekomen over de zinsnede ‘bestaande recreatieve bewoning’ en deze uitgelegd wordt op de wijze dat alleen het gebruik van de bestaande recreatiewoning toegestaan is en vergroting daarvan uitgesloten is, moet worden geconstateerd dat de regels van het plan in onderlinge samenhang onduidelijk zijn. Aan de ene kant wordt dan het recreatieve gebruik van de oorspronkelijke recreatiewoning positief bestemd, terwijl anderzijds het bouwvolume van die bestaande recreatiewoning onder het overgangsrecht bouwwerken wordt geplaatst, doordat het bouwvlak uitgaat van de nieuw te bouwen recreatiewoning. Bij zodanige onduidelijkheid moet worden gekeken naar de bedoeling van de planwetgever, zo volgt uit jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2016:682). Die bedoeling is glashelder: het bestemmingsplan is vastgesteld om het specifieke bouwplan voor een nieuwe recreatiewoning mogelijk te maken.
De uitleg die eiser voorstaat, zou er toe leiden dat het recreatief gebruik kan worden vergroot ten opzichte van het gebruik dat eerder onder het algemeen overgangsrecht was gedekt. De planregeling in artikel 29.1, aanhef en onder c, van het bestemmingsplan Verbrede reikwijdte is er echter op gericht om slechts eerder toegestaan recreatief gebruik te bestendigen.
Geen strijd met een goede ruimtelijke ordening; schending vertrouwensbeginsel