In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 4 maart 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een opgelegde sanctie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene heeft een sanctie van € 119,00 opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig waar dat niet was toegestaan, zoals aangegeven door bord E1, op 23 juni 2023 in Groningen. De gemachtigde van betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, maar zowel de gemachtigde als betrokkene zijn niet verschenen op de zitting van 20 februari 2025. De vertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. P. Belopavlovic, was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet is gehoord. Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat dit niet leidt tot een matiging van de opgelegde sanctie. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gedraging met feitcode R584 kan worden vastgesteld, en dat de aanwezigheid van de bebording E1 op het moment van de overtreding voldoende is aangetoond. De gemachtigde heeft aangevoerd dat er sprake is van een structurele schending van het hoorrecht, maar de kantonrechter heeft dit niet onderschreven, aangezien de beslissing om zonder hoorzitting te beslissen een eenmalige maatregel was.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het beroep ongegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar de sanctie gehandhaafd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.