ECLI:NL:RBNNE:2025:926

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
11164306 BU VERZ 24-1319
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake parkeerverbod en machtiging juridische vertegenwoordiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 4 maart 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een opgelegde sanctie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene heeft een sanctie van € 119,00 opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig waar dat niet was toegestaan, zoals aangegeven door bord E1, op 23 juni 2023 in Groningen. De gemachtigde van betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, maar zowel de gemachtigde als betrokkene zijn niet verschenen op de zitting van 20 februari 2025. De vertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. P. Belopavlovic, was wel aanwezig.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet is gehoord. Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat dit niet leidt tot een matiging van de opgelegde sanctie. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gedraging met feitcode R584 kan worden vastgesteld, en dat de aanwezigheid van de bebording E1 op het moment van de overtreding voldoende is aangetoond. De gemachtigde heeft aangevoerd dat er sprake is van een structurele schending van het hoorrecht, maar de kantonrechter heeft dit niet onderschreven, aangezien de beslissing om zonder hoorzitting te beslissen een eenmalige maatregel was.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het beroep ongegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar de sanctie gehandhaafd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 29531888
zaaknummer: 11164306 BU VERZ 24-1319

uitspraak van de kantonrechter van 4 maart 2025

inzake

MyLegalConsultancy B.V.,

gevestigd te Almere,
als (gestelde) gemachtigde van

[betrokkene]

wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: betrokkene.

Inleiding

1. Aan betrokkene is een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verweten gedraging betreft ‘R584: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone))’, verricht op 23 juni 2023 om 20:49 uur aan de Concourslaan te Groningen, gemeente Groningen, met een personenauto, met kenteken [kenteken]. De opgelegde sanctie bedraagt € 119,00 (inclusief administratiekosten).
1.1
Gemachtigde heeft namens betrokkene beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. De behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 20 februari 2025. Gemachtigde en betrokkene zijn niet ter zitting verschenen. Als vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen mr. P. Belopavlovic (hierna: de vertegenwoordiger).

Beoordeling door de kantonrechter

2. De kantonrechter komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Betrokkene mag worden vertegenwoordigd door (daartoe aangewezen) medewerkers van My Legal Consultancy B.V. De beslissing van de officier van justitie wordt in verband met de schending van de hoorplicht vernietigd, maar dit leidt niet tot een matiging van het sanctiebedrag. Inhoudelijk is de kantonrechter van oordeel dat de gedraging met feitcode R384 kan worden vastgesteld. Hierna legt de kantonrechter uit, hoe hij tot zijn oordeel komt.
Machtiging
3. De kantonrechter constateert dat betrokkene Bonnetje B.V. heeft gemachtigd.
Uit de machtiging blijkt niet wie namens Bonnetje B.V. de gestelde gemachtigde heeft (door)gemachtigd. Van de zijde van de vertegenwoordiger is geen bezwaar gemaakt tegen de machtigingsconstructie naar My Legal Consultancy B.V. toe.
4. De kantonrechter heeft ambtshalve navraag gedaan over de machtigingsconstructie van de ingeschakelde juridische dienstverlener, te weten de heer Y. el Mathari en de heer J. Vogel van My Legal Consultancy B.V. Gebleken is dat betrokkene, via een app die toegang geeft tot een internetsite, de besloten vennootschap Bonnetje B.V. heeft gemachtigd om namens hem op te treden in de administratief beroepsfase bij de officier van justitie en bij een eventuele gerechtelijke vervolgprocedure. De algemene voorwaarden van Bonnetje B.V. bevatten de mogelijkheid om een derde in te schakelen als juridische dienstverlener. Via een beheersBV komt de schriftelijke toestemming voor inschakeling van een derde als juridische dienstverlener -getrapt- van een natuurlijke persoon, genaamd Thijs de Kiewit, geboren op 29 september 1998, die eigenaar is van de beheersBV en deze mag vertegenwoordigen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat betrokkene mag worden vertegenwoordigd door een aantal daartoe aangewezen medewerkers van My Legal Consultancy B.V., onder wie Y. el Mathari en J. Vogel, die ten deze optreden als gemachtigden van betrokkene.
Schending hoorplicht
5. Door gemachtigde is aangevoerd dat sprake is van een structurele schending van het hoorrecht, nu betrokkene in strijd met artikel 7:2 van de Awb niet is gehoord. Het achterwege laten van een hoorzitting heeft geresulteerd in een besluit waarbij essentiële informatie en verweermiddelen buiten beschouwing zijn gelaten. Gemachtigde heeft aangevoerd dat de afwezigheid van een hoorzitting de kans van zijn client heeft ontnomen om zijn standpunt mondeling te verduidelijken, hetgeen afbreuk doet aan de zorgvuldigheid van het besluitvormingsproces.
6. De vertegenwoordiger stelt zich op het standpunt dat er wel sprake is van schending van de hoorplicht, maar dat niet tot een matiging van het sanctiebedrag hoeft te leiden. Voor wat betreft het standpunt van de gemachtigde dat er sprake is van een structurele schending van het hoorrecht bij professioneel gemachtigden, heeft de vertegenwoordiger aangevoerd dat in de periode vanaf 1 oktober 2023 zowel aan betrokkenen als aan professioneel gemachtigden de mogelijkheid wordt geboden om fysiek of telefonisch te worden gehoord. In principe wordt een ieder die daarom verzoekt gehoord – ook de professioneel gemachtigden. Uit navraag bij het Parket CVOM is echter gebleken dat in ongeveer 14.000 zaken, waaronder onderhavige zaak, niet kon worden over gegaan tot het horen van de gemachtigde. Dit betreffen zaken waarin betrokkenen werden bijgestaan door professioneel gemachtigden, waarbij de beroepen vóór 1 oktober 2023 zijn binnengekomen en waarbij voor dit deel van die zaken niet binnen de beslistermijn een hoorzitting kon worden gepland. De beslissing om deze zaken zonder horen af te doen is een éénmalige maatregel geweest, waardoor de hoorzittingen vanaf maart 2024 weer konden worden gevuld met zaken waarvan de beslistermijn nog niet was verstreken. Gelet op vorenstaande stelt de vertegenwoordiger zich op het standpunt dat er geen sprake is van een structurele schending van de hoorplicht
7. De kantonrechter is van oordeel dat, nu er geen hoorzitting heeft plaatsgevonden en gemachtigde evenmin in de gelegenheid is gesteld telefonisch te worden gehoord, er sprake is van schending van de hoorplicht. Gelet op vorenstaande zal hij de beslissing van de officier van justitie vernietigen. Hij ziet echter geen aanleiding de sanctie te matigen, nu aan de schending van de belangen van een betrokkene door het niet horen van zijn professioneel gemachtigde niet hetzelfde gewicht toekomt als in zaken waarin de betrokkene zich niet laat bijstaan door een professioneel gemachtigde. [1]
8. Ten aanzien van het verweer van gemachtigde dat er sprake is van een structurele schending van het hoorrecht, overweegt de kantonrechter dat in onderhavige zaak ná 1 oktober 2023 is beslist. Betrokkene is niet is gehoord door de officier van justitie, omdat deze zaak niet binnen de wettelijke beslistermijn op een hoorzitting kon worden ingepland. Dit heeft volgens het Parket CVOM te maken met de hoge instroom van beroepschriften en het groot aantal verzoeken om te worden gehoord. De kantonrechter is van oordeel dat er geen sprake is van een
structureleschending van de hoorplicht, nu deze motivering slechts is gebruikt in een beperkte batch zaken. De beslissing om onderhavige zaak zonder horen af te doen is een éénmalige maatregel geweest om ervoor te zorgen dat daarna wel tijdig kon worden gehoord in alle gevallen. [2]
Aanwezigheid bebording E1
9. Door gemachtigde is aangevoerd dat betrokkene de aanwezigheid van de bebording E1 betwist. In het beroepschrift is de aanrijroute van betrokkene aangeleverd. Volgens het overzichtsarrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 september 2022 [3] kan de gedraging met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld als blijkt dat de bebording aanwezig was op enig moment niet meer dan zes maanden vóór en niet meer dan zes maanden ná de gedraging. Wanneer een van deze termijnen langer is, moet uit nadere stukken blijken dat na verificatie van daarvoor beschikbare bronnen is gebleken dat dit bord in de tussentijd niet is verwijderd of is vervangen. Deze nadere stukken zitten niet in het dossier.
10. Door de vertegenwoordiger is ter zitting aan de hand van foto’s van Google Maps [4] aangevoerd dat de zonebebording E1 bij het binnenrijden van het Stadspark aan de Jan Evert Scholtenstraat in november 2022 en mei 2024 duidelijk geplaatst was. Daarnaast is door de vertegenwoordiger een e-mail [5] overgelegd, waarin [medewerker] [afdeling] gemeente Groningen, verklaart dat tussen november 2022 en mei 2024 de borden er altijd hebben gehangen.
11. De kantonrechter overweegt dat zich, in tegenstelling tot hetgeen gemachtigde aanvoert, geen aanrijroute van betrokkene in het dossier bevindt. Daarnaast blijkt uit de door de vertegenwoordiger overgelegde stukken dat zowel in november 2022 als in mei 2024 bij de Jan Evert Scholtenstraat duidelijke zonebebording E1 aanwezig was. Ook blijkt uit de correspondentie met de [medewerker] van de gemeente Groningen dat er geen melding is gedaan van vernieling, vervanging of verplaatsing van het zonebord E1. Nu blijkt dat de toegangsweg naar pleeglocatie op pleegdatum met behorend tijdstip was voorzien van duidelijke en deugdelijke zonebebording E1, kan de gedraging naar het oordeel van kantonrechter worden vastgesteld. Dat betrokkene de bebording mogelijk heeft gemist, is een omstandigheid die voor zijn eigen rekening en risico dient te komen.

Conclusie

12. Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat basis van de beschikbare gegevens voldoende kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. In het door gemachtigde namens betrokkene gevoerde verweer zijn geen omstandigheden gelegen die aanleiding geven tot een wijziging van de sanctie. De sanctie is terecht opgelegd. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
- vernietigt die beslissing;
- verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, kantonrechter, in aanwezigheid van
R. de Hoop, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2025
griffier, kantonrechter,

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17 augustus 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:6930)
2.Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16 december 2024 (ECLI:NL:GHARL:2024:9537)
3.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12 september 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:7804)
4.Bijlage: foto’s Google Maps
5.Bijlage: e-mail 5 februari 2025