Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte] ,
Tenlastelegging
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gedaan en/of vervolgens/zodoende die vagina van die [slachtoffer] zogenoemd gevingerd (en/of heeft verdachte daarbij gezegd dat hij haar wou laten zien waar het lekkere plekje zit, althans woorden van gelijke aard en/of strekking) en/of
- de borst(en) en/of de vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer] betast en/of gekriebeld, in elk geval aangeraakt;
oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), waarop een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren is gesteld. In artikel 70 lid 2 onder 2 Sr, zoals dat luidde sinds 1 april 2013, zijn zedenmisdrijven ten aanzien van minderjarigen aangewezen die niet verjaren. Artikel 249 (
oud) Sr is daarin niet opgenomen. Ingevolge artikel 70 lid 1 onder 3 Sr bedraagt de verjaringstermijn van artikel 249 (
oud) Sr twaalf jaren, welke op grond van op artikel 71 onder 3 Sr aanvangt op de dag nadat de aangeefster meerderjarig is geworden. Aangeefster is op [geboorte datum] 2007 meerderjarig geworden. De verjaringstermijn is derhalve voltooid op 7 juni 2019. Voor die datum heeft geen daad van vervolging plaatsgevonden, zodat de verjaring niet op enig moment is gestuit. Met de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven per 1 juli 2024 verjaart artikel 249 (
oud) Sr (thans artikel 245 Sr) niet meer. Het ten laste gelegde feit is echter reeds voor de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven verjaard en volgens vaste rechtspraak dient een reeds voltooide verjaring geëerbiedigd te worden (zie Hoge Raad 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK1998).
oud) Sr in artikel 70 lid 2 onder 2 Sr is opgenomen en dit feit voor de inwerkingtreding van de desbetreffende wetswijziging op 1 april 2013 nog niet was verjaard.
Beoordeling van het bewijs
oud) Sr niet bewezen kan worden, nu de strafverzwaringsgrond na de ten laste gelegde pleegperiode inwerking is getreden.