ECLI:NL:RBNNE:2025:865

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
18.017123.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet en bewezenverklaring van artikel 5 Wegenverkeerswet na verkeersongeluk met dodelijke afloop

Op 28 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeluk op 28 juni 2023 in Workum. De verdachte, bestuurder van een Opel, verleende geen voorrang aan een rechtsdoorgaande fietser, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de fietser overleed. De rechtbank sprak de verdachte vrij van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat er onvoldoende bewijs was voor aanmerkelijke schuld of verwijtbare onoplettendheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte slechts één op zichzelf staande verkeersfout had gemaakt, namelijk het niet verlenen van voorrang. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit, het veroorzaken van gevaar op de weg, wel bewezen. De verdachte kreeg een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het ongeval.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-017123-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 februari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] (Colombia), wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 februari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Koops, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.R. Posthuma.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2023, te Workum, in de gemeente Sûdwest-Fryslân, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Opel, voorzien van kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de [adres] (komende uit de richting van [adres] en gaande in de richting van de [adres] ), op de kruising/splitsing van wegen gevormd door de [adres] en de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • tijdens het besturen van het motorvoertuig (via zijn telefoon) muziek heeft afgespeeld, middels zijn oortjes, waardoor zijn aandacht niet volledig, althans onvoldoende bij het overige verkeer was, althans zich bij het besturen van het motorrijtuig heeft laten leiden door het luisteren van muziek, en/of,
  • met het door verdachte bestuurde motorrijtuig naar links is afgeslagen teneinde de [adres] in/op te rijden, jzonder daarbij te kijken naar het tegemoetkomende verkeer afkomstig van die [adres] , althans onvoldoende naar het tegemoetkomende verkeer heeft gekeken en/of
  • ( vervolgens) ten onrechte geen voorrang heeft gegeven an de over de [adres] tegemoetkomende bestuurder van een fiets, genaamd [slachtoffer] , ten gevolge waarvan een botsing of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en die fiets en/of de bestuurder van die fiets, waardoor [slachtoffer] werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2023, te Workum, in de gemeente Sûdwest-Fryslân, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto, merk Opel,voorzien van kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de [adres] (komende uit de richting van [adres] en gaande in de richting van de [adres] ), op de kruising/splitsing van wegen gevormd door de [adres] en de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers is verdachte met dat door hem bestuurde motorvoertuig naar links afgeslagen teneinde de [adres] in/op te rijden, waarbij hij, verdachte, een hem over die [adres] tegemoetkomende bestuurder van een fiets, te weten [slachtoffer] , (in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) niet voor heeft laten gaan, waardoor, althans mede waardoor, een aanrijding of botsing is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorvoertuig en de bestuurder van die fiets, te weten [slachtoffer] , en/of die fiets, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit. Onder verwijzing naar jurisprudentie heeft de officier van justitie aangevoerd dat onder omstandigheden een enkel moment van onoplettendheid kan worden aangemerkt als schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat daarvan mede gelet op de verkeersituatie in deze zaak sprake is. Verdachte was bekend met de complexe verkeerssituatie waar de nodige oplettendheid te betrachten is. Desondanks heeft verdachte zich laten afleiden door de muziek die hij afspeelde op zijn oortjes, heeft hij in zijn geheel niet gekeken naar het tegemoetkomende verkeer en heeft hij vervolgens bij het links afslaan geen voorrang verleend aan de tegemoetkomende fietser.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een enkele verkeersfout heeft gemaakt, te weten het niet verlenen van voorrang aan de tegemoetkomende fietser. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om vast te stellen dat verdachte door het luisteren van muziek de andere verkeersdeelnemers niet heeft kunnen waarnemen. Het causaal verband tussen het luisteren van muziek en het ongeval kan derhalve niet worden vastgesteld. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak artikel 6 WVW
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in geval van een
aanmerkelijkemate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid. Volgens vaste rechtspraak komt het bij de beoordeling of daarvan sprake is aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld als bedoeld in artikel 6 WVW op te leveren. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de omstandigheden van het geval, zoals de aard van de verkeerssituatie, er echter voor kunnen zorgen dat ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig kan worden aangemerkt (zie Hoge Raad 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398).
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 28 juni 2023 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de kruising van de [adres] en de [adres] in Workum, waarbij er een aanrijding is ontstaan tussen een naar links afslaande auto en een tegemoetkomende fietser. De verkeerssituatie was verdachte welbekend. Verdachte heeft verklaard naar links en naar rechts te hebben gekeken en daarbij extra aandacht te hebben gehad voor rechts, omdat de zon daar laag stond.
De rechtbank stelt eveneens vast dat dit ongeval is veroorzaakt doordat verdachte als bestuurder van de auto de tegemoetkomende fietser aan wie hij voorrang had moeten verlenen niet heeft gezien hoewel deze voor hem wel waarneembaar moet zijn geweest en verdachte daarop zijn rijgedrag moet hebben kunnen aanpassen. Overigens volgt de rechtbank de lezing van de officier van justitie niet dat verdachte in zijn geheel niet vooruit heeft gekeken, omdat bij het van links naar rechts kijken zijn blik ook langs de van voren komende fietsers moet zijn gegaan.
Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij muziek afspeelde en een beetje in zijn eigen wereldje zat. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting echter niet worden vastgesteld dat het luisteren van muziek ertoe heeft geleid dat verdachte daardoor de fietser niet heeft waargenomen. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachte heeft verklaard dat hij gegil heeft gehoord ten tijde van de aanrijding, waaruit de rechtbank afleidt dat verdachte de muziek niet hard had staan.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte slechts één op zichzelf staande (grote) verkeersfout heeft gemaakt, namelijk het niet verlenen van voorrang aan het recht doorgaande verkeer op een gelijkwaardige kruising. Van andere verkeersfouten of bijkomende omstandigheden die zijn rijgedrag negatief hebben kunnen beïnvloeden, is niet gebleken. De enkele omstandigheid dat verdachte de fietser niet heeft gezien, terwijl dit wel had gemoeten, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte in
aanmerkelijkemate verwijtbaar onvoorzichtig is geweest zoals bedoeld in artikel 6 WVW. Van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden is de rechtbank niet gebleken.
Daarom spreekt de rechtbank verdachte vrij van het overtreden van artikel 6 WVW.
Bewezenverklaring artikel 5 WVW
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wel wettig en overtuigend bewezen zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Op basis van voormelde feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte een ernstige verkeersfout heeft begaan die hem te verwijten is. Verdachte heeft immers geen voorrang verleend aan een hem tegemoetkomende fietser en daardoor een aanrijding veroorzaakt. Met zijn handelen heeft verdachte gevaar op de weg veroorzaakt, welk gevaar zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt nu er een aanrijding heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan een andere weggebruiker is overleden.
Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 februari 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanrijding overtreding d.d. 17 december 2023, opgenomen op pagina 2 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023168885, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 28 juni 2023 te Workum als bestuurder van een personenauto, merk Opel, voorzien van kenteken [kenteken] , daarmee rijdende op de [adres] , komende uit de richting van [adres] en gaande in de richting van de [adres] , op de kruising van de [adres] en de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd, immers is verdachte met
dat door hem bestuurde motorvoertuig naar links afgeslagen om de [adres] op te rijden, waarbij hij een hem over die [adres] tegemoetkomende bestuurder van een fiets, te weten [slachtoffer] , in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet voor heeft laten gaan, waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorvoertuig en [slachtoffer] ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd een lagere straf te eisen dan het uitgangspunt in de door het openbaar ministerie gehanteerde richtlijnen vanwege de mate van schuld en de proceshouding van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit, op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie gematigd dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 4 november 2024, het strafblad, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
Verdachte heeft een ernstige verkeersfout gemaakt door op de kruising met de [adres] en de [adres] de tegemoetkomende fietser niet op te merken en hem geen voorrang te verlenen, waardoor er een aanrijding is ontstaan. Als gevolg van het ongeval is de fietser aan zijn verwondingen overleden. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg, met een fatale afloop voor een andere weggebruiker. Hiermee is onnoemelijk leed aan de nabestaanden van de fietser toegebracht.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit zijn strafblad blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol. Verdachte heeft zich opnieuw schuldig gemaakt aan verwijtbaar gedrag in het verkeer.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het reclasseringsadvies. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte zijn leven goed op orde heeft. Verdachte toont berouw en neemt verantwoordelijkheid. De reclassering ziet geen noodzaak tot het inzetten van justitiële interventies.
Op te leggen straf
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 60 uren passend en oplegging daarvan geboden. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop.
De rechtbank is verder van oordeel dat ook een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden passend is om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw een verkeersdelict zal begaan. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat het ongeval ruim anderhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden, verdachte zijn rijbewijs niet is ingevorderd en verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om naar zijn werk te gaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.

Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van

6 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Joha, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. H.P. Eckert, rechters, bijgestaan door mr. R.D. Ensel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2025.