Op 24 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, een mondelinge uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een administratief beroep ingesteld door Volkswagen Pon Financial Services B.V. tegen een beslissing van de officier van justitie. De gemachtigde van Volkswagen, mr. M. Lagas, was niet aanwezig op de zitting, en ook niemand van Volkswagen was vertegenwoordigd. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. R.A. van der Velde.
De zaak draait om een verkeersboete die aan Volkswagen was opgelegd voor het rijden 5 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op 26 mei 2024. De boete werd op 14 juni 2024 vernietigd door de officier van justitie, maar dit werd pas op 5 augustus 2024 aan de gemachtigde medegedeeld. De gemachtigde stelde dat de officier van justitie een proceskostenvergoeding had moeten toekennen, omdat de inleidende beschikking was ingetrokken. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie het verantwoordelijke bestuursorgaan was vanaf het moment dat de inleidende beschikking was verstuurd, en dat de vernietiging van de beschikking pas na het indienen van het administratief beroep was medegedeeld.
De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie voor wat betreft de proceskostenvergoeding en kende deze alsnog toe aan Volkswagen. De kantonrechter oordeelde dat de gemachtigde niet op de hoogte was van de vernietiging van de beschikking voordat het beroep was ingesteld, waardoor een beroep op proceskostenvergoeding gerechtvaardigd was. De proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 550,25, waarbij rekening werd gehouden met de aard van de zaak en de werkzaamheden van de gemachtigde. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding, verwijzend naar een eerder arrest van het hof.