ECLI:NL:RBNNE:2025:840

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
11386562 BU VERZ 24-2603
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake verkeersvoorschriften

Op 24 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, een mondelinge uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een administratief beroep ingesteld door Volkswagen Pon Financial Services B.V. tegen een beslissing van de officier van justitie. De gemachtigde van Volkswagen, mr. M. Lagas, was niet aanwezig op de zitting, en ook niemand van Volkswagen was vertegenwoordigd. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. R.A. van der Velde.

De zaak draait om een verkeersboete die aan Volkswagen was opgelegd voor het rijden 5 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op 26 mei 2024. De boete werd op 14 juni 2024 vernietigd door de officier van justitie, maar dit werd pas op 5 augustus 2024 aan de gemachtigde medegedeeld. De gemachtigde stelde dat de officier van justitie een proceskostenvergoeding had moeten toekennen, omdat de inleidende beschikking was ingetrokken. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie het verantwoordelijke bestuursorgaan was vanaf het moment dat de inleidende beschikking was verstuurd, en dat de vernietiging van de beschikking pas na het indienen van het administratief beroep was medegedeeld.

De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie voor wat betreft de proceskostenvergoeding en kende deze alsnog toe aan Volkswagen. De kantonrechter oordeelde dat de gemachtigde niet op de hoogte was van de vernietiging van de beschikking voordat het beroep was ingesteld, waardoor een beroep op proceskostenvergoeding gerechtvaardigd was. De proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 550,25, waarbij rekening werd gehouden met de aard van de zaak en de werkzaamheden van de gemachtigde. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding, verwijzend naar een eerder arrest van het hof.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 266652000
zaaknummer: 11386562 BU VERZ 24-2603
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 24 januari 2025 op het beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), ingediend door

Volkswagen Pon Financial Services B.V. (hierna: Volkswagen),

gevestigd in Amersfoort,
gemachtigde: mr. M. Lagas, Appjection B.V.
Zitting hebben
als kantonrechter : mr. C.H. de Groot
als griffier : D.W. Veenstra
De gemachtigde is niet op de zitting verschenen. Namens Volkswagen is niemand verschenen. Als vertegenwoordigster van de officier van justitie is verschenen mr. R.A. van der Velde (hierna: de vertegenwoordigster).
De verweten gedraging betreft VA005 – ‘5 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom’, verricht op 26 mei 2024, om 23:04 uur, op [locatie], met een personenauto met kenteken [kenteken] .
De op 26 mei 2024 opgelegde sanctie is op 14 juni 2024 vernietigd door de officier van justitie. Op 17 juni 2024 heeft de gemachtigde administratief beroep ingesteld namens Volkswagen. Op 5 augustus 2024 is door de officier medegedeeld dat de boete is ingetrokken. Op 6 augustus 2024 heeft de officier van justitie het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De gemachtigde stelt namens Volkswagen dat de officier van justitie een proceskostenvergoeding had moeten toekennen nu de inleidende beschikking is ingetrokken. Subsidiair stelt de gemachtigde dat uit de beslissing niet blijkt wanneer de opsporingsinstantie de beschikking heeft ingetrokken. Daardoor is niet te controleren of de beschikking daadwerkelijk is ingetrokken voordat gemachtigde administratief beroep heeft ingesteld. Daarnaast is het besluit ook niet aan gemachtigde kenbaar gemaakt voordat er beroep is ingesteld.
De kantonrechter sluit het onderzoek en doet onmiddellijk mondeling uitspraak. Hij overweegt daarbij als volgt.
De vertegenwoordigster stelt dat de boete door de opsporingsinstantie is ingetrokken voordat beroep is ingesteld tegen de boete, waardoor de beslissing van de officier van justitie correct is. Volgens haar bestond geen aanleiding voor proceskostenvergoeding, want het beroep heeft niet geleid niet tot de intrekking. De kantonrechter gaat niet mee in dit betoog. De opsporingsinstantie speelt geen rol meer zodra de inleidende beschikking is verstuurd door de CVOM. Vanaf dat moment is de officier van justitie het verantwoordelijke bestuursorgaan en dus is de inleidende beschikking niet ingetrokken door de opsporingsinstantie, maar vernietigd door de officier van justitie na bericht vanuit de opsporingsinstantie. De beschikking is vernietigd op 14 juni 2024. Dit is pas medegedeeld op 5 augustus 2024. Het was nog niet bekend bij de gemachtigde dat de inleidende beschikking niet meer bestond, waardoor op 17 juni 2024 administratief beroep is ingesteld. Daarom is een beroep op proceskostenvergoeding realistisch.
De kantonrechter zal de beslissing van de officier van justitie daarom vernietigen voor wat betreft de proceskostenvergoeding en deze alsnog toekennen aan Volkswagen voor de door een derde verleende professionele rechtsbijstand bij het indienen van het administratief beroep. Daarnaast heeft Volkswagen recht op proceskostenvergoeding voor de fase van het beroep bij de kantonrechter. Op grond van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt toegekend:
  • één punt ter waarde van € 647,00 voor het indienen van het beroepschrift bij de officier van justitie; en
  • één punt ter waarde van € 907,00 voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter.
Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter voor het administratief beroep de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aangezien het beroep bij de kantonrechter enkel ziet op de proceskostenvergoeding, past de kantonrechter daarvoor de wegingsfactor 0,25 toe. Hij zal de officier van justitie veroordelen in de proceskosten tot een bedrag van (€ 647,00 x 0,5 + € 907,00 x 0,25 =) € 550,25.
Met ingang van 1 januari 2024 is in artikel 13a, derde en vierde lid, van de Wahv bepaald dat uitbetalingen vanwege een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de beschikking van de administratieve sanctie is opgelegd. Er is geen overgangsrecht van toepassing en deze vorderingen tot uitbetaling zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. De kantonrechter zal zich, onder verwijzing naar het arrest van het hof van 17 juni 2024, onbevoegd verklaren om zich uit te laten over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding. [1]
De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond;
  • vernietigt die beslissing in zoverre dat een proceskostenvergoeding wordt toegekend, begroot op € 550,25;
  • verklaart zich onbevoegd om de oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Waarvan proces-verbaal,
griffier, kantonrechter,

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4051.