ECLI:NL:RBNNE:2025:839

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
11386563 BU VERZ 24-2604
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling proceskostenvergoeding na vernietiging door officier van justitie in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de proceskostenvergoeding na een verkeersboete. De betrokkene had een sanctie opgelegd gekregen op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het niet gebruiken van de rijbaan op 15 januari 2024. De officier van justitie had het administratief beroep gegrond verklaard en de oorspronkelijke beschikking vernietigd, maar de toegepaste proceskostenvergoeding was omstreden. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie ten onrechte een verminderingsfactor had toegepast, omdat artikel 13a lid 2 van de Wahv door het hof Arnhem-Leeuwarden buiten toepassing was gelaten. Hierdoor moest de kantonrechter de proceskostenvergoeding opnieuw vaststellen. De kantonrechter heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 550,25, waarbij rekening is gehouden met de geldende tarieven en wegingsfactoren. Tevens verklaarde de kantonrechter zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding, verwijzend naar een arrest van het hof. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 264134348
zaaknummer: 11386563 BU VERZ 24-2604

uitspraak van de kantonrechter van 6 februari 2025

inzake

[betrokkene] (de betrokkene),

wonende in [woonplaats],
gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Inleiding

1. Aan betrokkene is een sanctie opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verweten gedraging is R315B – ‘niet de rijbaan gebruiken’, verricht op 15 januari 2024, om 09:44 uur, op de [plaats], met een personenauto met kenteken [kenteken].
1.1.
De officier van justitie heeft het administratief beroep tegen de inleidende beschikking gegrond verklaard en die beschikking vernietigd. De officier van justitie heeft een proceskostenvergoeding toegekend en vastgesteld aan de hand van de volgende rekensom: 1,0 (procespunten) x € 624,00 (tarief) x 0,5 (wegingsfactor, licht) x 0,25 (extra wegingsfactor herwaardering proceskostenvergoeding) = € 78,00.
1.2.
Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. De behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 24 januari 2025. Betrokkene en de gemachtigde zijn niet op de zitting verschenen. Als vertegenwoordigster van de officier van justitie is verschenen mr. R.A. van der Velde (de vertegenwoordigster).

Beoordeling door de kantonrechter

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de door betrokkene aangevoerde beroepsgronden.
3. De kantonrechter komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Artikel 13a lid 2 van de Wahv is door het hof Arnhem-Leeuwarden buiten toepassing gelaten, waardoor de officier van justitie de verminderingsfactor van 0,25 niet had moeten toepassen. De kantonrechter zal de proceskostenvergoeding opnieuw vaststellen. De kantonrechter legt hierna uit hoe hij tot zijn oordeel komt.
De toepassing van artikel 13a lid 2 Wahv
4. Betrokkene stelt primair dat de per 1 januari 2024 geldende verminderingsfactoren zijn opgenomen in artikel 13a lid 2 van de Wahv, maar dat de officier van justitie de proceskostenvergoeding niet vaststelt op basis van dat artikel, maar op basis van artikel 7:28 van de Awb. Daarnaast voert betrokkene aan dat de verminderingsfactoren in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel. Subsidiair verzoekt betrokkene de kantonrechter om de wegingsfactor gemiddeld toe te passen, zoals in WOZ-zaken de norm is.
5. De vertegenwoordigster verzoekt de kantonrechter om de proceskostenvergoeding opnieuw vast te stellen, gelet op het buiten toepassing laten van artikel 13a lid 2 van de Wahv door het hof. [1]
6. De kantonrechter willigt het verzoek van de vertegenwoordigster in. Gelet op de jurisprudentie van het hof, moet de proceskostenvergoeding worden vastgesteld zonder de verminderingsfactor van 0,25. De gronden van betrokkene behoeven daarom geen nadere bespreking.

Conclusie en gevolgen

7. De kantonrechter vernietigt de beslissing van de officier van justitie voor zover het de proceskostenvergoeding betreft en stelt deze opnieuw vast, zonder toepassing van artikel 13a lid 2 van de Wahv.
8. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de kantonrechter de volgende proceskostenvergoeding vast voor het administratief beroep: 1,0 (procespunten) x
€ 647,00 (tarief) x 0,5 (wegingsfactor, licht) = € 323,50.
9. Daarnaast heeft betrokkene recht op een proceskostenvergoeding voor het beroep bij de kantonrechter. Aangezien het beroepschrift zich enkel richt op de proceskostenvergoeding, hanteert de kantonrechter de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) in plaats van 0,5 (licht). Zo komt hij tot de volgende proceskostenvergoeding: 1,0 (procespunten) x € 907,00 (tarief) x 0,25 (wegingsfactor, zeer licht) = € 226,75.
10. De totale proceskostenvergoeding wordt vastgesteld op € 323,50 + € 226,75 = € 550,25.
11. Met ingang van 1 januari 2024 is in artikel 13a, derde en vierde lid, van de Wahv bepaald dat uitbetalingen vanwege een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de beschikking van de administratieve sanctie is opgelegd. Er is geen overgangsrecht van toepassing en deze vorderingen tot uitbetaling zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. De kantonrechter zal zich, onder verwijzing naar het arrest van het hof van 17 juni 2024, onbevoegd verklaren om zich uit te laten over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding. [2]

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing voor zover het de proceskostenvergoeding betreft;
  • veroordeelt de officier van justitie in de proceskosten, begroot op € 550,25;
  • verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, kantonrechter, in aanwezigheid van
D.W. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2025.
griffier, kantonrechter,

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Zie o.a. hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 december 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7768.
2.Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4051.