ECLI:NL:RBNNE:2025:833

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
11256581 BU VERZ 24-1839
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke uitspraak over parkeren op een laadplaats voor elektrische voertuigen

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, een mondelinge uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verkeerssanctie. De zaak betreft een betrokkene die op 30 maart 2023 om 11:36 uur parkeerde op een parkeerplaats voor het opladen van elektrische voertuigen, zonder daadwerkelijk gebruik te maken van de laadfaciliteit. De opgelegde sanctie bedroeg € 119,00, inclusief administratiekosten. De betrokkene betwistte de sanctie en voerde aan dat de ambtenaar onvoldoende bewijs had geleverd voor de verweten gedraging, en dat de laadpaal een storing had, waardoor hij niet kon opladen. Tijdens de zitting erkende de betrokkene echter de gedraging na het zien van de foto van het onderbord. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging kon worden vastgesteld en dat er geen reden was om de sanctie te matigen, ook niet vanwege de storing van de laadpaal. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene had moeten parkeren op een andere locatie zodra hij merkte dat de laadpaal niet functioneerde. De beslissing van de officier van justitie werd als voldoende gemotiveerd beschouwd, ondanks dat deze summier was. Het beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard, en de kantonrechter gaf aan dat er geen aanleiding was om de sanctie aan te passen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 256862530
zaaknummer: 11256581 BU VERZ 24-1839
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 11 februari 2025 op het beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), ingediend door

[betrokkene] (de betrokkene),

wonende in [woonplaats].
Zitting hebben
als kantonrechter : mr. P.G. Wijtsma
als griffier : D.W. Veenstra
Betrokkene is op de zitting verschenen. Als vertegenwoordigster van de officier van justitie is verschenen mr. E. Berkeljon.
De verweten gedraging is R397EA – ‘parkeren op parkeergelegenheid met ander doel dan op (onder)bord is aangegeven’, verricht op 30 maart 2023, om 11:36 uur, in de Korte Veemarktstraat in Sneek, met een personenauto met kenteken [kenteken]. De opgelegde sanctie bedraagt € 119,00 (inclusief administratiekosten).
Betrokkene stelt zich primair op het standpunt dat de ambtenaar onvoldoende heeft aangetoond dat betrokkene de verweten gedraging heeft verricht. De onduidelijke foto in het dossier voldoet niet aan de eisen. Op de foto is de tekst op het onderbord niet leesbaar, waardoor enkel kan worden vastgesteld dat betrokkene heeft geparkeerd op een parkeerplaats die niet is beperkt tot het laden van elektrische voertuigen. Subsidiair verzoekt hij om matiging van de sanctie omdat de lader een storing had, waardoor betrokkene niet kon voldoen aan het voorschrift. Hij heeft een paar keer geprobeerd de laadkabel aan te sluiten en is meerdere keren teruggekomen om te controleren of de laadpaal weer werkte. Betrokkene legt facturen over waaruit blijkt dat hij vaker ter plaatse parkeert. Ten slotte voert hij aan dat de beslissing van de officier van justitie niet voldoet aan artikel 7:26 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de officier volgens betrokkene niet is ingegaan op zijn subsidiaire grond.
De kantonrechter sluit het onderzoek en doet onmiddellijk mondeling uitspraak. Hij overweegt daarbij als volgt.
De gedraging kan worden vastgesteld omdat betrokkene deze niet betwist. Uit het zaakoverzicht en de foto’s in het dossier blijkt duidelijk dat betrokkene de gedraging heeft verricht. Ter zitting is echter gebleken dat hij niet over alle foto’s in het dossier beschikte. Na het zien van de foto van het onderbord heeft betrokkene de gedraging erkend.
Er bestaat geen aanleiding om de sanctie aan te passen, omdat het niet is toegestaan om te parkeren op een parkeerplaats voor het opladen van een elektrisch voertuig als de auto niet wordt opgeladen. Dat mag dus ook niet als de lader een storing heeft. [1] Betrokkene had ergens anders moeten parkeren zodra hij opmerkte dat de oplader het niet deed – te meer omdat zijn hybrideauto niet afhankelijk is van elektriciteit om te kunnen rijden. Betrokkene had wel de juiste intentie, maar de overtreding is niet afhankelijk van opzet.
Over het beroep op een motiveringsgebrek in de beslissing van de officier van justitie overweegt de kantonrechter dat de beslissing inderdaad niet heel expliciet en vrij summier is. Het is alleen niet zo dat in strijd is gehandeld met de motiveringsplicht. Die betekent namelijk niet dat altijd uitgebreid en expliciet op alle argumenten uit het beroepschrift moet worden ingegaan; wel moet de betrokkene in grote lijnen uit de beslissing kunnen opmaken waarom de aangevoerde bezwaren geen doel treffen. [2] Daaraan is naar het oordeel van de kantonrechter voldaan.
Hij ziet al met al geen reden tot matiging of het achterwege laten van de sanctie.
De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Waarvan proces-verbaal,
griffier, kantonrechter,

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 12 oktober 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:8578.
2.Vgl. Kamerstukken II 1988/89, 21221, nr. 3 (MvT) p. 154, 157.