ECLI:NL:RBNNE:2025:767

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
18-187864-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met tbs met dwangverpleging als maatregel

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen was, maar dat het niet aan de verdachte kon worden toegerekend. De verdachte had op 25 juli 2023 zijn partner aangevallen, waarbij hij haar tegen de grond sloeg, bovenop haar ging zitten en haar met zijn handen en een voorwerp in het gezicht en tegen het lichaam sloeg. De rechtbank concludeerde dat de verdachte onder invloed van auditieve hallucinaties handelde, wat leidde tot een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Ondanks het advies van deskundigen voor tbs met voorwaarden, was het niet mogelijk om deze maatregel te realiseren. De rechtbank oordeelde dat enkel tbs met dwangverpleging overbleef om het recidivegevaar te beteugelen en de veiligheid van anderen te waarborgen. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, maar er werd wel een tbs-maatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/187864-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 februari 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.E. Versluis, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.G. Broekstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juli 2023 te [plaatsnaam] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
  • die [slachtoffer] tegen de grond heeft geslagen en/of gestompt
  • bovenop die [slachtoffer] heeft gezeten
  • die [slachtoffer] meermaals met een hamer en/of een knuppel, althans een voorwerp, en/of zijn handen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestomp, en/of
  • de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 juli te [plaatsnaam] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote en/of levensgezel, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • die [slachtoffer] tegen de grond heeft geslagen en/of gestompt
  • bovenop die [slachtoffer] heeft gezeten
  • die [slachtoffer] meermaals met een hamer en/of een knuppel, althans een voorwerp, en/of zijn handen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestomp, en/of
  • de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 juli 2023 te [plaatsnaam] zijn echtgenote en/of levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door
  • die [slachtoffer] tegen de grond te slaan en/of te stompen
  • bovenop die [slachtoffer] te gaan zitten
  • die [slachtoffer] meermaals met een hamer en/of een knuppel, althans een voorwerp, en/of zijn handen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen, en/of
  • de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde poging doodslag.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte aangeefster met een hamer of met een knuppel heeft geslagen. De handelingen die vervolgens overblijven, namelijk aangeefster tegen de grond slaan, bovenop haar zitten, haar tegen het lichaam en het hoofd slaan en de keel dichtknijpen,
zijn niet zonder meer voldoende om tot een aanmerkelijke kans op het overlijden van aangeefster te komen. Zo heeft de rechtbank
Midden-Nederland in haar vonnis van 18 december 2024 (ECLI:NL:RBMNE:2024:7037) vastgesteld dat sprake was van het meerdere keren slaan met een knuppel tegen het hoofd van het slachtoffer, maar oordeelde de rechtbank niet dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. Daarnaast geeft de forensisch arts aan dat in algemene zin geldt dat plotseling optredende, versnellende en vertragende krachten op het hoofd zeker als deze krachten herhaaldelijk worden toegepast kan leiden tot ernstig en potentieel dodelijk hersenletsel, maar dat een en ander afhankelijk is van de plek op het hoofd waarop het geweld wordt uitgeoefend, alsmede factoren in het slachtoffer zelf. Ook uit deze overweging kan niet afgeleid worden of de handelingen in dit specifieke geval daadwerkelijk dodelijk konden zijn.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde (poging zware mishandeling) heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde (poging doodslag) bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten, zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 augustus 2023, opgenomen op pagina 79 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023197095 d.d. 8 september 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 25 juli 2023 was ik in mijn woning in [plaatsnaam] . Om ongeveer 23:45 uur zei ik tegen [verdachte] dat ik naar bed ging. Ik liep in de lange smalle gang. Ik zag [verdachte] in de gang staan. Hij stond met zijn rug naar mij toe. Hij had iets in zijn hand. Hij draaide zich om. Ik zag gelijk dat ik met een waanzinnige te doen had. Hij heeft mij tegen de grond geslagen. Toen ging hij boven op mij liggen en heeft hij mij heel hard met beide vuisten in mijn gezicht gestompt. Ik begon meteen met bloed te spugen. Ik hoorde [verdachte] zeggen: “Mijn stemmen zeggen mij dat jij om 1 minuut over 12 dood moet”. Hij bleef maar schoppen en doorbeuken. Hij kneep mijn keel dicht. Hij was een en al razernij. Hij was geen mens meer, maar een soort beest. Hij sloeg mij voornamelijk op mijn hoofd. Daar heb ik ook de meeste verwondingen. Hij sloeg mij ook vol in mijn gezicht. Hij sloeg mij met beide handen, vuisten, in mijn gezicht. Ik zat onder het bloed.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 26 juli 2023, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 25 juli 2023 lag ik op bed. Van mijn zoon hoorde ik dat hij op 26 juli 2023 om 00:30 uur, vanuit zijn slaapkamerraam, de buurvrouw, [naam] , van de oprit van de woning te [plaatsnaam] had zien rennen. Ik besloot aan te bellen bij de voordeur van de woning. Toen ik [verdachte] zag, vroeg ik aan hem of hij wist wat er gaande was. Ik hoorde dat [verdachte] erg onduidelijk sprak. Ik kon absoluut niet verstaan wat hij zei. Toen ik eenmaal contact had met [verdachte] , hoorde ik dat hij zei dat hij [naam] moest vermoorden, één minuut na middernacht. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij stemmen in zijn hoofd had die hem dit hadden opgedragen. [verdachte] zei dat hij [naam] moest vermoorden en het huis in brand moest steken.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een forensisch medische letselrapportage van de GGD Groningen d.d. 5 december 2023, bijgevoegd bij voornoemd dossier, opgemaakt door dr. J. Toussaint, op algemene
belofte als forensisch arts, voor zover inhoudend als verklaring:
Alle letsels (behalve het letsel aan de linker bovenarm) zijn het gevolg van uitwendig inwerkende mechanische kracht op het hoofd. Het hoofd-halsgebied van een mens is een gebied met vele vitale onderdelen, zoals hersenen, ruggenmerg, grote bloedvaten en het strottenhoofd. In algemene zin geldt dan ook dat plotseling optredende, versnellende en vertragende krachten op hoofd (en daarmee indirect de hals) kunnen leiden tot botbreuken, tot verscheuring van bloedvaten tussen de hersenvliezen en in het hersenweefsel zelf. Zeker als deze krachten herhaaldelijk worden toegepast kan ernstig en potentieel dodelijk hersenletsel ontstaan. In dit geval was er noodzaak tot medisch ingrijpen. Het slachtoffer is hiervoor op de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis onderzocht en daar vervolgens gedurende 2 dagen en nachten opgenomen, o.a. ter observatie. Daarnaast is zij behandeld met pijnstilling, is de wond links op het voorhoofd gehecht en kreeg zij mentale ondersteuning door het maatschappelijk werk.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster tegen de grond heeft geslagen, bovenop haar heeft gezeten, haar met een voorwerp en meermaals met zijn handen tegen het hoofd en tegen het lichaam heeft geslagen en gestompt en dat hij de keel van aangeefster dicht heeft geknepen. De rechtbank gaat hierbij uit van de verklaring van aangeefster. Deze verklaring vindt bevestiging in de overige bewijsmiddelen: de verklaring van buurman [naam] en de forensisch medische letselrapportage. Verdachte ontkent ook niet dat hij degene is die aangeefster heeft aangevallen, maar hij kan het zich niet meer herinneren.
Dat verdachte aangeefster heeft geslagen met een hamer of een knuppel, kan de rechtbank niet vaststellen. Hoewel er een klauwhamer is aangetroffen op de grond in de bijkeuken naast een plas bloed en er ook een bloedspoor op de hamer is aangetroffen dat matcht met het
DNA-materiaal van aangeefster, kan de rechtbank niet vaststellen dat de plek waar de hamer is aangetroffen (in de bijkeuken) ook de plek is waar aangeefster is aangevallen. Zij verklaart namelijk dat het in de gang is gebeurd. Bovendien heeft aangeefster het in haar aangifte niet over een klauwhamer, maar denkt zij dat het een knuppel is geweest. Overigens heeft zij dit niet waargenomen. In de serre werd in een kast een knuppel aangetroffen waar geen bloed op zat. Het is naar het oordeel van de rechtbank daarom niet aannemelijk dat verdachte aangeefster met een knuppel tegen de grond heeft geslagen. Gelet op het feit dat zij wel duidelijk verklaart dat verdachte iets in zijn handen had, acht de rechtbank het slaan met een voorwerp wel wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of het handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag. Een poging tot een misdrijf is op grond van artikel 45 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Uit de verklaringen van aangeefster en getuige [naam] blijkt dat verdachte de avond van het ten laste gelegde feit heeft gezegd dat de stemmen in zijn hoofd hem hadden opgedragen om aangeefster dood te maken. Verdachte heeft hier vervolgens ook naar gehandeld door als een beest tegen haar tekeer te gaan. Hieruit concludeert de rechtbank dat verdachte weliswaar onder invloed van auditieve hallucinaties de intentie had om aangeefster te doden, dat hij dus met vol opzet heeft gehandeld en dat dit voornemen zich ook heeft geopenbaard door een begin van uitvoering. Verdachte heeft aangeefster met een voorwerp naar de grond geslagen en vervolgens meerdere malen met vuisten op haar gezicht geslagen en de keel van aangeefster dicht geknepen. Deze handelingen moeten naar uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Gelet op de forensisch medische letselrapportage zijn deze handelingen geschikt om dodelijk letsel te veroorzaken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks 25 juli 2023 te [plaatsnaam] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
  • die [slachtoffer] tegen de grond heeft geslagen;
  • bovenop die [slachtoffer] heeft gezeten;
  • die [slachtoffer] met een voorwerp en meermaals met zijn handen in het gezicht en tegen het hoofd en tegen het lichaam heeft geslagen en gestompt, en
  • de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primair poging tot doodslag

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia rapportages van het psychiatrisch onderzoek d.d. 1 oktober 2024, het psychologisch onderzoek d.d. 28 september 2024 en het neuropsychologisch en neurologisch onderzoek d.d. 16 augustus 2024.
Uit deze rapportages volgt dat er bij verdachte sprake is van omvangrijke hersenschade als gevolg van een goedaardige hersentumor die in 2009 is verwijderd. Deze operatie heeft geleid tot een persoonlijkheidsverandering. Verdachte kreeg moeite om het dagelijks leven te structureren, plannen en organiseren, en zijn brein was minder in staat om informatie te filteren en te prioriteren. Dit kon leiden tot stemmingswisselingen en gevoelens van machteloosheid. Geleidelijk ontstonden er verdere neurocognitieve problemen. De auditieve hallucinaties zijn mogelijk het gevolg geweest van dit hersenletsel. Tot slot is er ook een lichte stoornis in het gebruik van alcohol vastgesteld. Verdachte gebruikte dagelijks alcohol, soms in grote hoeveelheden. Alcohol werd door verdachte deels gebruikt om spanningen te verminderen.
In de weken in aanloop naar het ten laste gelegde had verdachte de nodige spanningen. Op de dag dat verdachte het delict pleegde, raakte verdachte nog verder overprikkeld en kon hij niet voldoende rust nemen. Het is goed mogelijk dat hij die avond alcohol heeft gedronken om de opgelopen spanningen te
dempen. Onder invloed van bevelshallucinaties en waandenkbeelden kwam hij uiteindelijk tot het delict. Op dat moment was het contact met de werkelijkheid verbroken, was verdachte zich niet meer bewust van zijn omgeving en heeft hij volgens de deskundigen volledig gehandeld onder invloed van bevelshallucinaties, waarbij de keuze- en handelingsvrijheid in maximale mate werd ingeperkt.
Geadviseerd wordt daarom om het ten laste gelegde feit niet aan verdachte toe te rekenen.
Net als de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank de conclusies van de deskundigen begrijpelijk. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt die tot de hare. De rechtbank oordeelt dan ook dat het ten laste gelegde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte daarom niet strafbaar en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging.

Motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging) wordt opgelegd.
De officier van justitie heeft tevens oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gevorderd in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, inhoudend een contactverbod met aangeefster en een gebiedsverbod voor de woning van aangeefster, de woning van haar zoon en de camping Parkzicht voor de duur van 5 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat tbs met dwangverpleging disproportioneel is.
Met betrekking tot de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze niet passend is. Gezien het progressieve ziektebeeld bij verdachte is vervangende hechtenis geen wenselijk gevolg van het overtreden van de voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de Pro Justitia rapportages en het reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg d.d. 12 februari 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de nacht van 25 op 26 juli 2023 onder invloed van auditieve hallucinaties schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van zijn partner. Verdachte heeft haar zonder enige aanleiding tegen de grond geslagen en heeft vervolgens op gewelddadige wijze op haar ingeslagen en haar keel dichtgeknepen. Met zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van aangeefster in ernstige matige geschonden. Uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting naar voren is gebracht, blijkt dat zij doodsangsten heeft uitgestaan. Zij is uit het niets aangevallen door de man met wie
zij al 22 jaar samen was en van wie zij erg veel hield. Tot op de dag van vandaag heeft zij psychisch en lichamelijk nog steeds veel last heeft van wat er toen is gebeurd.
Het advies van de deskundigen
De psychiater concludeert dat bij verdachte sprake is van een progressief degeneratief proces waardoor zijn hersenen steeds minder prikkels aankunnen. Hierdoor is sprake van een risico op overprikkeling, hetgeen kan leiden tot onvoorspelbare acting-out. Het gebruik van alcohol kan leiden tot extra ontremming. De beschermende factoren zijn voornamelijk gelieerd aan het huidige risicomanagement (namelijk detentie en medicatie). De psychiater schat het risico op gewelddadig gedrag in als hoog indien risicomanagement achterwege blijft. Dit risicomanagement dient te bestaan uit een hooggestructureerde omgeving, antipsychotische medicatie en abstinentie van alcohol. Verdachte is een blijvend kwetsbare man bij wie het accent moet liggen op het vormgeven van een omgevingsprothese die zijn kwetsbaarheden zoveel mogelijk moet neutraliseren dan wel opvangen. Verdachte heeft een klinische zorgomgeving nodig voor mensen met een neurocognitieve stoornis. Aangezien verdachte geen antisociale antecedenten heeft, is een omgeving zoals die geboden wordt binnen het psychogeriatrische circuit het meest passend.
Vooralsnog kan volstaan worden met een klinische afdeling met een laag beveiligingsniveau en een hoge zorgintensiteit. De ziekte is echter progressief en het is niet te voorspellen hoe het in de toekomst zal zijn met betrekking tot de zorgintensiteit, gedragsproblemen en daarmee oplopende risicos. Geadviseerd wordt een tbs met voorwaarden op te leggen.
De psycholoog schat het huidige recidiverisico in als gemiddeld verhoogd. Door de progressie van het ziektebeeld zou de kans op gewelddadig acting-out gedrag in de toekomst toe kunnen nemen.
Spanningen, gebrek aan structuur, onverwachte gebeurtenissen en alcohol kunnen een sterk ontregelend effect hebben op verdachte. Daardoor zal de kans op recidive oplopen. Ook de psycholoog komt tot de conclusie dat verdachte meer thuis is in de psychogeriatrische sector dan in een forensische omgeving. Een residentieel verblijf op een afdeling voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel of met beginnende dementie binnen het reguliere zorgcircuit is het meest passend voor verdachte. Tegelijkertijd is er, gezien de ernst van het delict, vanuit een forensisch perspectief ook de noodzaak om controle uit te oefenen en sturingsmogelijkheden te hebben. De psycholoog adviseert eveneens een tbs met voorwaarden.
Tot slot heeft de rechtbank ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies. De reclassering adviseert negatief over een tbs met voorwaarden. Er is bij verdachte sprake van een complex ziektebeeld. Met name vanwege het niet-aangeboren hersenletsel en het beginnende dementieel beeld is verdachte niet plaatsbaar in een forensische kliniek. Daarnaast is het heel erg moeilijk gebleken om binnen de reguliere zorg een plek voor hem te vinden. Tot op heden is dat niet gelukt. Dit maakt dat er een impasse is ontstaan in het plaatsingsproces in het kader van een tbs met voorwaarden.
Oplegging van de maatregel
De rechtbank stelt voorop dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een
tbs-maatregel is voldaan, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Anders dan de psychiater en de psycholoog heeft de reclassering negatief geadviseerd over een tbs met voorwaarden. De reclassering heeft haar uiterste best gedaan, maar is er niet in geslaagd om een geschikte plek voor verdachte te vinden. Verdachte heeft een plek nodig met expertise op het gebied van
niet-aangeboren hersenletsel, neurodegeneratieve aandoeningen en psychotische stoornissen. Binnen de forensische zorg zijn echter geen plekken beschikbaar voor langdurig verblijf op een afdeling voor mensen met ernstige problematiek op het gebied van niet aangeboren hersenletsel en/of een neurodegeneratieve aandoening. Binnen de reguliere zorg is het ook niet gelukt om een plek voor hem te vinden. Deze instellingen zijn terughoudend in het aannemen van iemand die in potentie gevaarlijk is, omdat zij daar niet op ingericht zijn.
Gelet op de bevindingen van de deskundigen, die concluderen dat er sprake is van een gemiddeld verhoogd tot hoog recidiverisico, en de ernst van het door verdachte gepleegde feit, is het naar het oordeel van de rechtbank onverantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Om het recidiverisico te reduceren is de rechtbank met de deskundigen van oordeel dat verdachte een hooggestructureerde omgeving nodig heeft waarbij ook sprake is van forensische scherpte. De deskundigen hebben geadviseerd om aan verdachte een tbs met voorwaarden op te leggen. Het is echter niet mogelijk gebleken om op dit moment een tbs met voorwaarden te realiseren, omdat er geen kliniek is gevonden die verdachte kan en wil opnemen. Een minder ingrijpende alternatief, zoals een zorgmachtiging, is eveneens niet mogelijk gebleken. Daarmee komt de rechtbank net als de officier van justitie tot het oordeel dat enkel nog de mogelijkheid van tbs met dwangverpleging overblijft om het recidivegevaar te beteugelen en daarmee de veiligheid van personen te waarborgen.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Voor het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht is kort gezegd vereist dat iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld. De verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en wordt dus niet veroordeeld. De vordering tot het opleggen van een maatregel zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal daarom worden afgewezen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.

Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. A. Nieuwenhuis en
mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 maart 2025.
mr. Joha is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.