ECLI:NL:RBNNE:2025:742

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
2 maart 2025
Zaaknummer
23/4954
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestuurlijke boetes opgelegd wegens overtredingen van de Meststoffenwet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres, een melkveehouderij, tegen twee bestuurlijke boetes die haar zijn opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De boetes zijn opgelegd wegens overtredingen van de Meststoffenwet (Msw) en zijn het gevolg van een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) die heeft vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de boetes, maar de rechtbank oordeelt dat de opgelegde boetes terecht zijn. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen beroep heeft ingesteld tegen eerdere besluiten die de basis vormden voor de boetes, waardoor de overtredingen vaststaan. Eiseres heeft aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding zouden moeten geven tot matiging van de boetes, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende bijzonder zijn om tot een andere conclusie te komen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de boetes in stand blijven en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/4954

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Leegsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen twee bestuurlijke boetes [1] die verweerder haar met zijn besluit van 20 juli 2023 heeft opgelegd wegens overtredingen van de Meststoffenwet (Msw). [2]
1.1.
Met het bestreden besluit van 16 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven. Tegen het besluit van 16 oktober 2023 heeft eiseres beroep ingesteld. Op 22 december 2023 heeft zij nadere stukken ingediend.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, zijn vrouw en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is een melkveehouderij die wordt gerund door gemachtigde en zijn gezin.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft op grond van de Msw bij de onderneming van eiseres een controle gedaan op de naleving van de gebruiksnorm dierlijke meststoffen. Er bleek dat zij niet voldoet aan alle voorwaarden voor derogatie. De NVWA heeft daarvan een rapport van bevindingen uitgebracht. Naar aanleiding van dit rapport heeft verweerder bij besluit van 11 december 2020 de aan eiseres verleende derogatievergunning voor 2019 ingetrokken en haar van deelname voor derogatie voor het jaar 2021 uitgesloten. Tegen het besluit van 16 februari 2021, waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 11 december 2020 ongegrond heeft verklaard, heeft eiseres geen beroep ingesteld. De uitsluiting van de derogatie voor het jaar 2021 staat dus vast.
2.1.
Verder heeft verweerder op 24 mei 2023 aan eiseres het voornemen kenbaar gemaakt dat aan haar twee boetes worden opgelegd: een boete van € 22.587,00 voor het overschrijden in het jaar 2021 van de reguliere gebruiksnorm dierlijke meststoffen en een boete van € 300,00 voor het niet naar waarheid verstrekken van de gevraagde gegevens. Het rapport van de NVWA lag hieraan ten grondslag. Daarna heeft verweerder het besluit op bezwaar van 16 oktober 2023 genomen en is deze procedure begonnen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de bestuurlijke boetes terecht zijn opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat die beroepsgronden niet slagen en zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt zij uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft verweerder de boete van € 22.587,00 terecht opgelegd?
5. De overschrijding van de reguliere gebruiksnorm dierlijke meststoffen over het jaar 2021 (170 kg stikstof per hectare) op zich wordt niet bestreden door eiseres. Daarbij is van belang dat zij geen beroep heeft ingesteld tegen het besluit op bezwaar van 16 februari 2021 (zie onder 2). Over dat besluit kan de rechtbank in deze zaak niet oordelen. Ook de manier waarop verweerder de overschrijding en de hoogte van de boete heeft berekend heeft eiseres niet bestreden. Dat de overtreding door eiseres is begaan staat daardoor vast. Daarom was verweerder bevoegd om eiseres deze boete op te leggen en heeft hij dat terecht gedaan. Of hij in verband met bijzondere omstandigheden de boete had moeten matigen, zal de rechtbank hieronder beoordelen.
Heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien deze boete te matigen?
6. Eiseres voert aan dat er geen sprake is van onwil. Zij stelt dat er bijzondere omstandigheden zijn waar verweerder rekening mee had moeten houden. Er is een conflict gaande binnen de familie. Dit conflict is al in 2011 ontstaan bij de overname van de boerderij. Op de zitting heeft eiseres de omstandigheden nader toegelicht. Zij werd hierdoor zo in beslag genomen dat zij geen moment heeft gedacht aan het uitrijden van de mest, waardoor zij de reguliere gebruiksnorm heeft overschreden. Het conflict is nog steeds niet opgelost.
6.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding is om de boete te matigen. Er komen wel vaker familieconflicten voor bij een boerenbedrijf, zodat deze omstandigheden niet bijzonder zijn. Daarbij is eiseres een maatschap en geen natuurlijk persoon of eenmanszaak. Verweerder vindt dat er dan vanuit mag worden gegaan dat dergelijke problemen op te vangen zijn binnen het bedrijf. Ter onderbouwing verwijst hij naar het Boetebeleid van de Msw (het Boetebeleid) [3] .
6.2.
De rechtbank acht het Boetebeleid niet onredelijk. Verweerder is terecht niet uitgegaan van grove schuld of opzet bij eiseres, maar van normale verwijtbaarheid als bedoeld in het Boetebeleid [4] . Het beroep van eiseres op bijzondere omstandigheden is begrijpelijk, maar slaagt niet. De rechtbank kan zich voorstellen dat de omstandigheden die eiseres in de gedingstukken en op de zitting heeft toegelicht, impact hebben gehad en nog steeds hebben. Maar dit betekent nog niet dat de overtreding haar niet kan worden verweten of dat er een matiging van de boete moet komen. De omstandigheden zijn daarvoor onvoldoende bijzonder. Ook andere landbouwbedrijven kunnen met dit soort problemen te maken hebben. Van hen kan dan als ondernemer worden verwacht dat zij extra hulp of adviseurs inschakelen voor de dagelijkse bedrijfsvoering. Niet gebleken is dat eiseres dat heeft gedaan. Verder heeft het Boetebeleid als uitgangspunt bij het vaststellen van de hoogte van de boete dat overtredingen vooral worden begaan door rechtspersonen zoals eiseres. Voor deze rechtspersonen is het verwijt groter dan voor een kleiner landbouwbedrijf dan dat van eiseres of voor een particulier [5] . Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom de bijzondere omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd, niet tot een matiging leiden. De boete is niet onevenredig en er is geen aanleiding om deze te matigen.
Heeft verweerder de boete van € 300,00 terecht opgelegd?
7. Eiseres betwist de overtreding, bestaande uit het niet naar waarheid verstrekken van de gevraagde gegevens niet, maar voert aan dat zij te goeder trouw heeft gehandeld. Het perceel waarvoor de derogatievergunning is ingetrokken, betreft “natuurlijk grasland”. Maar in de systemen heeft eiseres dit perceel opgegeven als “blijvend grasland”. Zij verwijst daarvoor naar het pachtcontract dat op dit perceel van toepassing is. De registratie als “blijvend grasland” is overeenkomstig de beschrijving in dit pachtcontract. Eiseres stelt dat verweerder zich daarom had kunnen wenden tot de verpachter. Dat zij hiervoor een boete krijgt opgelegd, vindt zij niet terecht.
7.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de boete wel terecht is opgelegd. Het desbetreffende perceel wordt door eiseres immers niet als blijvend grasland gebruikt. De onjuiste omschrijving in het pachtcontract maakt dit gegeven niet anders. Verweerder wijst erop dat eiseres zelf bij de verpachter had kunnen vragen om een verklaring of een wijziging van het pachtcontract.
7.2.
Ook deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet. Het is haar verantwoordelijkheid om haar administratie op orde te hebben, te controleren en vervolgens naar waarheid in de systemen te laten registreren. De beschrijving van het perceel in het pachtcontract doet daar niet aan af. Eiseres wist of had moeten weten dat die beschrijving niet klopte. Haar enkele stelling dat zij te goeder trouw heeft gehandeld, is niet genoeg om te kunnen oordelen dat haar de overtreding niet kan worden verweten. Naar het oordeel van de rechtbank is ook deze boete terecht opgelegd.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dit betekent dat de beide boetes in stand blijven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van
K.D. Bosklopper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:40
1. Onder bestuurlijke boete wordt verstaan: de bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom.
(…)
Artikel 5:41
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Artikel 5:46
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
2 Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
3 Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Meststoffenwet
Artikel 51
Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7, 9, tweede en derde lid, 11, tweede en derde lid, 13, vierde lid, 14, eerste lid, 15, 21, eerste lid, 33a, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, 33b, vijfde lid, 33d, eerste lid34, 35, 36, 37, 38, derde lid, of 40.

Voetnoten

1.Zie artikel 5:40 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van Artikel 51 van de Msw.
3.Zie ‘Boetebeleid Meststoffenwet RVO’ op www.RVO.nl.
4.Zie artikel 5:41 en artikel 5:46 van de Awb.
5.Zie in dit verband paragraaf 5.2.2.6 van het Boetebeleid.