ECLI:NL:RBNNE:2025:542

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
LEE 23/2447, LEE 23/2448, LEE 23/2449, LEE 23/2450, LEE 23/2451
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van niet-ontvankelijkverklaringen van Woo-verzoeken door de Rechtbank Noord-Nederland

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 februari 2025, worden de beroepen van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaringen van zijn verzoeken op basis van de Wet open overheid (Woo) beoordeeld. Eiser had vijf Woo-verzoeken ingediend bij de directeur van de Omgevingsdienst Drenthe, die deze verzoeken niet in behandeling nam omdat hij geen mandaat had om hierover te beslissen. De rechtbank concludeert dat de directeur niet bevoegd was om te beslissen op de Woo-verzoeken, aangezien de mandaatregelingen van het college dit niet toestaan. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat de gevraagde documentatie bij verweerder berustte, en de rechtbank oordeelt dat de motiveringsgebreken in de besluiten van verweerder niet leiden tot een andere uitkomst. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, maar veroordeelt verweerder in de kosten van het griffierecht in één van de zaken vanwege een motiveringsgebrek. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuursorganen onder de Woo en de noodzaak voor een duidelijke mandaatstructuur.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/2447, LEE 23/2448, LEE 23/2449, LEE 23/2450 en LEE 23/2451

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2025 in de zaken tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.G.H. van der Kolk),
en
de directeur van de Omgevingsdienst Drenthe (voorheen: de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe), verweerder
(gemachtigde: J.H. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaringen van zijn verzoeken in het kader van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Eiser heeft bezwaren bij verweerder ingediend tegen het niet nemen van besluiten op zijn Woo-verzoeken en tegen de doorverwijzing van een Woo-verzoek naar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen (het college) in de zin van artikel 4.2, eerste lid, van de Woo. Verweerder heeft met vijf besluiten van 20 april 2023 de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 19 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van de besluiten

2. Eiser heeft op de zitting toegelicht dat op 30 december 2019 een geluidmeter op zijn erf is geplaatst door een toezichthouder van verweerder. Toen eiser de volgende ochtend een medewerker van het college hierop aansprak, ontstond een incident. Dit incident resulteerde in schade aan de geluidmeter. Eiser is daarvoor strafrechtelijk veroordeeld. Hij heeft naar aanleiding van deze gebeurtenissen vijf Woo-verzoeken ingediend bij verweerder om inzicht te krijgen in de schade, met als uiteindelijk doel om zichzelf vrij te pleiten van zijn veroordeling. Die vijf verzoeken hebben geleid tot de vijf beslissingen van verweerder die de rechtbank nu moet beoordelen. Zij zal het procesverloop in de vijf beslissingen apart bespreken.
LEE 23/2447: Woo-verzoek 1
3. Op 1 juli 2022 heeft eiser verzocht om de stukken waaruit blijkt welke schade aan de geluidmeter van het college door hem is toegebracht. Op 14 juli 2022 heeft verweerder het Woo-verzoek doorverwezen naar het college. Het college heeft op 15 augustus 2022 besloten de factuur voor het onderzoek en de reparatie van de geluidmeter openbaar te maken. Op 6 september 2022 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de doorverwijzing van zijn Woo-verzoek. Bij het bestreden besluit van 20 april 2023 heeft verweerder het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard en de brief van 14 juli 2022 waarin stond vermeld dat het Woo-verzoek is doorverwezen, herroepen.
LEE 23/2448: Woo-verzoek 2
4. Op 13 juli 2022 heeft eiser verzocht om het memo ‘Geluidmeting Carbidschieten Noordbarge’ van 9 januari 2020, dat door verweerder is opgesteld voor het college naar aanleiding van de geluidmeting op 31 december 2019. Op 15 augustus 2022 heeft het college besloten dit memo openbaar te maken. Het college heeft aangegeven dat van de opdrachtverstrekking van 30 december 2019 geen stukken zijn, omdat de opdracht telefonisch aan de toezichthouder van verweerder is gegeven. Op 16 augustus 2022 heeft eiser bezwaar gemaakt bij verweerder tegen het niet nemen van een besluit op zijn Woo-verzoek. Bij het bestreden besluit van 20 april 2023 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
LEE 23/2449: Woo-verzoek 3
5. Op 14 juli 2022 heeft eiser verzocht om alle meetgegevens van de meting van 31 december 2019. Op 15 augustus 2022 heeft het college besloten de meetgegevens van de meting van 31 december 2019 aan eiser toe te zenden. Op 18 augustus 2022 heeft eiser bezwaar gemaakt bij verweerder tegen het niet nemen van een besluit op zijn Woo-verzoek.
Bij het bestreden besluit van 20 april 2023 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
LEE 23/2450: Woo-verzoek 4
6. Op 14 november 2022 heeft eiser verzocht om het productenboek van verweerder en de formele (schriftelijke) opdracht van het college aan een toezichthouder van verweerder tot uitvoering van de geluidmeting op 31 december 2019. Op 1 januari 2021 heeft eiser bezwaar gemaakt bij verweerder vanwege het niet tijdig nemen van een besluit op zijn Woo-verzoek. Op 26 januari 2023 heeft verweerder alsnog besloten het document ‘productenboek 2022’ openbaar te maken en heeft hij aangegeven dat er geen documenten over de opdrachtverstrekking aanwezig zijn. Bij het bestreden besluit van 20 april 2023 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang, omdat het verzoek volledig is ingewilligd.
LEE 23/2451: Woo-verzoek 5
7. Op 2 januari 2023 heeft eiser verzocht om de opdracht van de geluidmeting en om het verslag van de geluidmeting van 31 december 2022, opgemaakt door verweerder voor het college. Op 24 januari 2023 heeft het college besloten het document ‘Rapportage geluidmeting 31-12-2022 Kruisstraat Noordbarge’ openbaar te maken. Op 9 februari 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt bij verweerder tegen het niet nemen van een besluit door verweerder. Met het bestreden besluit van 20 april 2023 heeft verweerder het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt in deze vijf zaken of verweerder de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
9. De rechtbank zal de beroepen ongegrond verklaren. Hierna legt zij uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9.1.
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat vinden partijen?
10. Centraal in het geschil staat de vraag of verweerder terecht heeft gesteld dat het college het aangewezen orgaan is om te beslissen op eisers Woo-verzoeken, omdat verweerder op het gebied van de Woo geen mandaat heeft. De rechtbank zal in haar overwegingen toelichten hoe deze vraag voor de vijf afzonderlijke zaken moet worden beantwoord. Samengevat voeren partijen het volgende aan:
11. Eiser vindt dat verweerder geen mandaat nodig heeft om informatie vrij te geven naar aanleiding van zijn Woo-verzoeken, omdat geen sprake is van besluiten met betrekking tot milieubeleid, vergunningen of handhaving. Het gaat om informatie die is vastgelegd door verweerder en die dient hij zelf openbaar te maken. Eiser vindt het ongeloofwaardig dat de opdracht tot de plaatsing van de geluidmeter niet schriftelijk is vastgelegd, omdat een schriftelijke opdracht nodig is om een taak uit te voeren. Ook van een telefonisch gesprek zou een notitie aanwezig moeten zijn. Bovendien gaf de toezichthouder die de geluidmeter had geplaatst aan dat hij eiser niet kon vertellen van wie hij de opdracht had gekregen. Als de opdracht daadwerkelijk telefonisch aan hem was gegeven, dan had de toezichthouder dit wel geweten. Tot slot voert eiser aan dat het memo ‘Geluidmeting Carbidschieten Noordbarge’ niet door verweerder opgesteld kan zijn, omdat deze op 31 december 2019 niet aanwezig was bij het carbidschieten.
12. Verweerder wijst op artikel 4.1, eerste lid, van de Woo, waaruit volgt dat een ieder een verzoek om publieke informatie kan richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame dienst. In dat laatste geval beslist het verantwoordelijk bestuursorgaan op het verzoek. Uit het mandaatbesluit milieutaken directeur RUD Drenthe (het mandaatbesluit) van het college en de toelichting daarop volgt dat het college verweerder niet heeft gemandateerd voor het nemen van beslissingen op Woo-verzoeken. Verder stelt verweerder dat geen documenten over de opdrachtverstrekking zijn aangetroffen, omdat die opdracht telefonisch is verstrekt. Hij heeft op de zitting toegelicht dat de opdrachtgever normaal gesproken een document in het zaaksysteem aanmaakt, maar dat dit in deze situatie vanwege de spoedeisendheid niet is gebeurd en dat is gekozen voor een telefonische opdrachtverstrekking. Verweerder voegt daaraan toe dat als er wel documenten over de opdrachtverstrekking zouden bestaan, deze alsnog via het college aan eiser openbaar zouden worden gemaakt en niet door verweerder zelf. De naam van de medewerker van het college zou in dat geval worden weggelakt. Bij verweerder zijn ook geen documenten aangetroffen over de schade aan de gebruikte geluidmeter of de hoogte van het schadebedrag, omdat deze geluidmeter eigendom is van het college. Het college heeft als verantwoordelijk orgaan beslist op deze Woo-verzoeken. Over het memo heeft verweerder uitgelegd dat het is opgesteld door verweerder zelf, maar dat de foto’s afkomstig zijn van een medewerker van het college.
Wat vindt de rechtbank?
Procesbelang in de zaak LEE 23/2450
13. De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat eiser in zijn Woo-verzoek van 14 november 2022 niet alleen heeft verzocht om het inmiddels openbaar gemaakte productenboek, maar ook om de formele schriftelijke opdrachtverstrekking aan de toezichthouder van verweerder. Verweerder heeft op de zitting over de opdrachtverstrekking toegelicht dat eiser geen procesbelang had bij een oordeel over zijn Woo-verzoek, omdat het college in het besluit van 15 augustus 2022 immers al had beslist dat geen documentatie bestaat van de opdrachtverstrekking.
13.1.
Deze toelichting is toereikend, maar wel pas op de zitting gegeven. Dit betekent dat in deze zaak het bestreden besluit van 20 april 2023 onvoldoende zorgvuldig is gemotiveerd en dat daaraan een motiveringsgebrek kleeft. De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht passeren; eiser is door het motiveringsgebrek niet benadeeld, nu de toelichting van verweerder de strekking van het bestreden besluit niet anders maakt. Er bestaat wel aanleiding om verweerder te veroordelen tot betaling van het door eiser in deze zaak betaalde griffierecht ter hoogte van € 184,00.
Bevoegdheid
14. Op grond van artikel 4.1, eerste lid, van de Woo kan eenieder een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek. Verweerder is voor wat betreft zijn werkzaamheden op het gebied van de milieutaken van het college, werkzaam onder verantwoordelijkheid van het college. Uit artikel 4.1, eerste lid, van de Woo volgt echter ook dat een Woo-verzoek gedaan kan worden bij verweerder, maar dat de beslissing op een Woo-verzoek wordt genomen door het verantwoordelijke orgaan. [1] In dit geval is dat het college.
14.1.
Verder voorzien de mandaatregelingen van het college er niet in om verweerder op Woo-verzoeken van het college te laten beslissen. Dat wordt bevestigd in de toelichting op het mandaatbesluit. Verweerder is daarom ook niet bevoegd om te weigeren een besluit te nemen. Hij heeft op de zitting voldoende uitgelegd dat het “dubbelop” zou zijn als, naast het college, ook verweerder een besluit op het Woo-verzoek zou moeten nemen waarin staat dat hij niet het bevoegde orgaan is.
14.2.
Nu geen sprake is van een door verweerder te nemen besluit, noch van een schriftelijke weigering een besluit te nemen op eisers Woo-aanvragen, zijn zijn bezwaren niet gericht tegen besluiten van verweerder. Als eiser de inhoud van het memo of gegevens van de geluidmeting had willen betwisten, had hij bezwaar moeten maken tegen de beslissingen van het college van 15 augustus 2022. Verweerder heeft de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Documentatie opdrachtverstrekking
15. Over de stelling van eiser dat verweerder moet beschikken over documentatie in het kader van de opdrachtverstrekking en dat het aan verweerder is om dit openbaar te maken, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) is het, als een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat documenten niet onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat – in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan – deze documenten toch onder het bestuursorgaan berusten. [2] Bij de beoordeling of een stelling van een bestuursorgaan niet ongeloofwaardig voorkomt, zal worden betrokken op welke wijze het onderzoek is verricht. [3]
15.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij naar de opdrachtverstrekking heeft gezocht. Hij heeft toegelicht dat uit onderzoek is gebleken dat de opdrachtverstrekking telefonisch heeft plaatsgevonden. Aan de betrokken medewerker is gevraagd wat er is geregistreerd met betrekking tot de telefonische opdracht voor de geluidsmeting van 31 december 2019. In de systemen zijn geen documenten – die niet reeds openbaar zijn – aangetroffen met betrekking tot de telefonische opdracht. De toezichthouder van verweerder heeft aangegeven dat hij op 30 december 2019 is gebeld door een medewerker van het college. De medewerker en diens telefoonnummer waren bekend bij de toezichthouder, waardoor het voor hem duidelijk was dat de opdracht afkomstig was van het college. Het is daarom niet ongeloofwaardig dat verweerder niet beschikt over de door eiser gevraagde documentatie.
15.2.
Het is vervolgens aan eiser om aannemelijk te maken dat dergelijke documentatie inzake het telefoongesprek wél bij verweerder berust. Hij is daarin niet geslaagd. Bovendien had verweerder, zelfs als eiser dit wel aannemelijk had gemaakt, de documentatie naar het college moeten doorsturen en had het college de stukken openbaar moet maken.

Conclusie en gevolgen

16. De rechtbank zal de beroepen ongegrond verklaren. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Wel bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser in de zaak LEE 23/2450 wegens het motiveringsgebrek in het bestreden besluit van 20 april 2023 het griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart de beroepen ongegrond;
 bepaalt dat verweerder in de zaak LEE 23/2450 het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet open overheid
Artikel 4.1
1. Een ieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
Artikel 4.2
1. Voor zover het verzoek betrekking heeft op informatie die berust bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, wordt de verzoeker zo nodig naar dat bestuursorgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het voor zover betrekking hebbend op informatie die bij een ander bestuursorgaan berust, onverwijld doorgezonden aan dat bestuursorgaan, onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
Mandaatbesluit milieutaken directeur RUD Drenthe
Toelichting
“Het afhandelen van Wob-verzoeken en de opvolger daarvan, de Wet open overheid (Woo), komt niet terug in het mandaatbesluit. Uit de wetenschap blijkt namelijk dat, anders dan eerder werd aangenomen, de RUD Drenthe niet zelf de bevoegdheid heeft om een beslissing te nemen op tot de RUD Drenthe gerichte Woo-verzoeken. Deze moeten, omdat het om gemandateerde taken gaat, altijd door de mandaatgevers worden afgehandeld. Omdat de RUD Drenthe deze “eigen Woo-verzoeken” dus niet meer af zal afhandelen, is het ook niet logisch om Woo-verzoeken die tot de mandaatgevers zelf zijn gericht in mandaat af te handelen (iets wat voorheen wel door enkele gemeenten was gemandateerd).”

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4850.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1743.