ECLI:NL:RBNNE:2025:5168

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
18/260928-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstig letsel door roekeloos rijgedrag op onoverzichtelijke kruising

Op 6 februari 2024 vond er een verkeersongeval plaats op de Noorderweg te Boerakker, waarbij de verdachte, als bestuurder van een bedrijfsauto, geen voorrang verleende aan een van rechts komende fietser. De verdachte had zijn snelheid onvoldoende aangepast aan de onoverzichtelijke kruising, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de fietser ernstig gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot de veroordeling voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/260928-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 december 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 december 2025.
Verdachte is verschenen. Verdachte heeft zich niet laten bijstaan door een advocaat. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 februari 2024 te Boerakker , althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Noorderweg (richting Boerakker ) en/of welke weg zich kruiste met een andere weg, te weten De Jammer , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • met een snelheid van ongeveer 76 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de toegestane 60 kilometer per uur, (althans) met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse een voor hem bekende onoverzichtelijke kruising is genaderd en/of is opgereden, en/of
  • (vervolgens) onvoldoende heeft geremd en/of heeft uitgeweken en/of (vervolgens) geen voorrang heeft verleend aan één voor hem van rechts komende fietser, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenkneuzing en/of een hersenschudding, althans ernstig traumatisch hersenletsel, en/of letsel in het aangezicht of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 februari 2024 te Boerakker , althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een auto), daarmee rijdende op de weg, de Noorderweg (richting Boerakker ) en/of welke weg zich kruiste met een andere weg, te weten De Jammer ,
  • met een snelheid van ongeveer 76 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de toegestane 60 kilometer per uur, (althans) met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse een voor hem bekende onoverzichtelijke kruising is genaderd en/of is opgereden, en/of
  • (vervolgens) onvoldoende heeft geremd en/of heeft uitgeweken en/of (vervolgens) geen voorrang heeft verleend aan één voor hem van rechts komende fietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het handelen van verdachte kan worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Verdachte heeft een onoverzichtelijke kruising genaderd met een snelheid van minimaal 76 kilometer per uur. Die snelheid was, gelet op de toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, de wegsituatie en de weersomstandigheden, veel te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse. Verdachte heeft vervolgens op de kruising geen voorrang verleend aan een van rechts komende fietser, terwijl hij dit wel had moeten doen. Als gevolg hiervan is een botsing met de fietser ontstaan.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij op de kruising geen voorrang heeft verleend aan een van rechts komende fietser, terwijl hij die fietser wel voorrang had moeten verlenen, en dat daardoor de botsing is ontstaan. Volgens verdachte heeft hij echter niet gereden met een snelheid die hoger was dan de toegestane 60 kilometer per uur.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 2 december 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 6 februari 2024 reed ik op de Noorderweg in de richting van Boerakker . Ik reed ongeveer 50 kilometer per uur. Ik naderde het kruispunt met De Jammer . Ongeveer 20 tot 30 meter voor de klaviermarkering remde ik af omdat je door een heg niet kunt zien of er van rechts verkeer aankomt. Toen ik bijna op het kruispunt reed, zag ik twee fietsers van rechts aankomen. Omdat ik zag dat de twee fietsers stopten, liet ik mijn rem weer los en heb ik voorrang genomen. Ik reed op dat moment al op het kruispunt, ongeveer ter hoogte van het begin van De Jammer . Toen ik midden op het kruispunt reed, zag ik een derde fietser het kruispunt oprijden. Ik heb geremd, maar ik kon niet meer op tijd stoppen en er is een botsing ontstaan. Ik had de fietser voorrang moeten verlenen, maar ik heb haar nooit gezien. Ik ken de weg goed, ik rijd er elke dag twee keer. Je kunt pas op het laatste moment zien of er iets aankomt. Eigenlijk moet je daarom bijna stil staan op de weg. Dit heb ik niet gedaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, d.d. 21 mei 2024, inclusief bijbehorende situatietekening, opgenomen op pagina 49 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024033220 d.d. 30 juli 2024, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] :
Op dinsdag 6 februari 2024 omstreeks 17:17 uur, had op de Noorderweg , gelegen buiten de bebouwde kom van Boerakker , het verkeersongeval plaatsgevonden. Bij het verkeersongeval waren de volgende weggebruikers betrokken:
Voertuig 1: Bedrijfsauto Mercedes-Benz Voertuig 2: Fiets
Forensisch omgevingsonderzoek
Wij zagen, gezien vanuit de rijrichting van de Mercedes, dat:
  • aan de rechterkant De Jammer onder een hoek aansloot op de Noorderweg ;
  • voor de kruising bord J8 was geplaatst.
Ten tijde van het ongeval was het schemerig / duister. Wij zagen dat het regende.
Wij stelden vast dat het zicht voor de betreffende bestuurders door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg belemmerd werd door bosschages. Ten tijde van het ongeval werd het zicht nog extra bemoeilijkt door schemer/duisternis en regen.
Ik, verbalisant [verbalisant] , zag bij mijn komst ter plaatse dat de verlichting van de fiets in werking was.

Toedracht, oorzaak en gevolg

Bij nadering van de kruising van genoemde wegen werd de bestuurder van de Mercedes gewaarschuwd voor een gevaarlijke kruising middels een bliksemschicht op het wegdek en een bord J8 (gevaarlijke kruising) in de rechter berm, welke verduidelijkt werd door een fluorescerende achtergrond. Op de kruising met de rechts aansluitende De Jammer naderden voor de bestuurder van de Mercedes van rechts een
aantal fietsers. Een van de fietsers reed het kruisingsvlak op. De bestuurder van de Mercedes liet de van rechts komende bestuurster van een fiets niet voor gaan. De Mercedes botste met de voorzijde tegen de linkerflank van de fiets en de bestuurster van de fiets.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van [naam 1] , arts-assistent Chirurgie, mede namens [naam 1] , fellow traumachirurgie, d.d. 8 februari 2024, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als zijn of haar verklaring:
[slachtoffer] werd op 6-2-2024 beoordeeld op de SEH van het [ziekenhuis] . Conclusie:
Intubatie vanwege onrust
Contusiehaard temporaal links
Laceraties aangezicht frontaal rechts en behaarde hoofdhuid links occipitaal.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van [naam 2] , kinderrevalidatiearts, d.d. 16 april 2024, opgenomen op pagina 29 e.v, van voornoemd dossier, inhoudend als zijn of haar verklaring:
Hierbij stuur ik u de gegevens van [slachtoffer] .

Revalidatieconclusie

Na ontslag klachten van beperkte belastbaarheid, prikkelgevoeligheid en bij meer belasting waziger zien.

Revalidatiediagnose

Bij beperkte belastbaarheid belemmeringen bij school, werk, sociale activiteiten, buitenvervoer.

Beleid

l.v.m. nu vastlopen in dagelijkse activiteiten bij recent letsel, volgen er (vanwege wachtlijst) eerst een aantal losse afspraken bij ergotherapeut en psycholoog. Hierna volgt ene kennismaking met ook fysiotherapeut en maatschappelijk werk, waarna een revalidatietraject zal volgen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 7 juni 2024, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik ben de hele dag moe. Ik zou de hele dag willen slapen. Daar heb ik last van. Ik heb last van concentratie problemen. Ik ben sneller boos. Dit had ik voor het ongeval niet.
Bewijsoverweging
Op 6 februari 2024 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de Noorderweg met De Jammer te Boerakker . Verdachte (rijdend op de Noorderweg ) is met de voorzijde van zijn bedrijfsauto tegen de zijkant van een van rechts komende fietser (komende vanuit De Jammer ) aangereden. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte zich hierbij zodanig in het verkeer heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet (hierna: WVW) is sprake indien verdachte ten minste aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gehandeld. Dit is het geval indien verdachte is tekortgeschoten in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid (HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398). Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het bij de beoordeling hiervan gaat om het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit brengt mee dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Ook uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan niet reeds worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen ter terechtzitting is besproken, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Vanuit de rijrichting van verdachte bezien, heeft het verkeer komende vanaf De Jammer voorrang op het verkeer rijdende op de Noorderweg . Het zicht op dit van rechts komende verkeer wordt (ernstig) belemmerd door een heg van 1,3 meter hoog. Weggebruikers worden voor deze onoverzichtelijke kruising gewaarschuwd door middel van een bliksemschicht op het wegdek en door het verkeersbord gevaarlijke kruising (J8), dat in dit geval ook nog een fluorescerende achtergrond heeft. Ten tijde van het verkeersongeval werd het zicht verder beperkt doordat het schemerde en regende. Op De Jammer fietsten drie personen richting de kruising: getuige [getuige 2] , getuige [getuige 1] en [slachtoffer] . Toen verdachte bijna bij de kruising was aangekomen, heeft hij op De Jammer twee fietsers zien rijden. Verdachte heeft daarop zijn snelheid geminderd. Omdat deze fietsers bij de kruising stopten, heeft verdachte zijn rem weer losgelaten en heeft hij voorrang op de fietsers genomen. De derde fietser, [slachtoffer] , heeft verdachte niet gezien. Toen zij de kruising op fietste, heeft verdachte nog wel geremd en is hij nog naar links uitgeweken. Een botsing heeft hij echter niet kunnen voorkomen.
Wat de exacte snelheid is geweest waarmee verdachte het kruispunt is genaderd, is op basis van het procesdossier niet met zekerheid vast te stellen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het kruispunt is genaderd met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur. Uit de door de politie uitgevoerde berekening volgt dat verdachte met een snelheid van tussen de 76 en 81 kilometer per uur moet hebben gereden. De rechtbank merkt op dat bij deze berekening is uitgegaan van een situatie waarin verdachte maximaal heeft geremd. Dat verdachte maximaal heeft geremd, kan de rechtbank echter niet vaststellen. Uit het forensisch onderzoek naar de bedrijfsauto van verdachte blijkt niet dat het ABS-systeem in werking is getreden, dan wel dat de wielen van de bedrijfsauto geblokkeerd waren. Verdachte heeft ter terechtzitting bovendien verklaard dat hij niet in één korte, harde en continue beweging heeft geremd, maar juist stapsgewijs: hij heeft afgeremd toen hij de kruising naderde, vervolgens heeft hij de rem losgelaten toen hij zag dat zij stopten en hij heeft weer geremd heeft toen hij zag dat een derde fietser de kruising opreed. Gelet op het voorgaande kan niet worden uitgesloten dat sprake is geweest van een langere remweg met minder hard remmen dan door de politie tot uitgangspunt is genomen. In dat geval is de naderingssnelheid van verdachte lager geweest dan de door de politie berekende 76 tot 81 kilometer per uur.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden vastgesteld dat verdachte met een hogere snelheid heeft gereden dan op dat moment ter plaatse verantwoord was. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij goed bekend is met de Noorderweg . Hij vindt het een onoverzichtelijke weg. Ook is hij goed bekend met de kruising met De Jammer . Verdachte weet dat hij, vanwege de hoge heg aan de rechterzijde van de weg, pas op het laatste moment kan zien of er verkeer van rechts aankomt. Om deze reden is stapvoets rijden ter plaatse geboden, aldus ook de verklaring (achteraf) van verdachte ter terechtzitting. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank temeer nu het zicht op de kruising die bewuste avond verder werd beperkt doordat het schemerde en regende. Onder deze omstandigheden mocht van verdachte worden verwacht dat hij bij het naderen van de kruising juist extra voorzichtig en oplettend zou zijn en dat hij zijn snelheid dusdanig zou verminderen dat hij tijdig kon anticiperen op (al het) van rechts komende verkeer. Dit heeft verdachte echter niet gedaan. Verdachte heeft, volgens zijn verklaring ter terechtzitting, de kruising immers genaderd met een snelheid van 50 kilometer per uur. Verdachte heeft vervolgens (ten onrechte) geen voorrang verleend aan de van rechts komende fietser die, net als de twee andere fietsers, voor hem wel zichtbaar moet zijn geweest. Gelet op de verkeerssituatie ter plaatse, acht de rechtbank dit handelen van verdachte dan ook aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, zodat sprake is van schuld aan het verkeersongeval zoals bedoeld in artikel 6 WVW.
Letsel van het slachtoffer
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat het slachtoffer als gevolg van het ongeval ernstig letsel heeft opgelopen, te weten een hersenkneuzing en een scheur in de huid van het gezicht en op de (behaarde) hoofdhuid. Vanwege aanhoudende klachten van beperkte belastbaarheid, prikkelgevoeligheid en (bij belasting) wazig zien, staat het slachtoffer op de wachtlijst voor een revalidatietraject. Haar normale dagelijkse bezigheden heeft zij na het ongeval niet (volledig) kunnen uitoefenen. Ter zitting is namens het slachtoffer verklaard dat zij blijvende beperkingen heeft en hoogstwaarschijnlijk nooit normaal zal kunnen werken. De rechtbank is, met de officier van justitie van oordeel dat het letsel van het slachtoffer kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 6 februari 2024 te Boerakker als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Noorderweg (richting Boerakker ) en welke weg zich kruiste met een andere weg, te weten De Jammer , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
  • met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse een voor hem bekende onoverzichtelijke kruising is genaderd en is opgereden, en
  • (vervolgens) onvoldoende heeft geremd en geen voorrang heeft verleend aan één voor hem van rechts komende fietser, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenkneuzing en letsel in het aangezicht werd toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, te vervangen door 70 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren is verricht, en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid (hierna: OBM) voor de duur van zes maanden met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft benadrukt dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor (de uitoefening van) zijn werk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 10 september 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad), van 27 oktober 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Op 6 februari 2024 heeft verdachte door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakt. Rijdend op de Noorderweg in Boerakker heeft verdachte zijn snelheid onvoldoende aangepast aan de verkeersituatie ter plaatse. Vervolgens heeft hij geen voorrang verleend aan een van rechts komende fietser. Als gevolg van dit handelen is verdachte met de voorzijde van zijn bedrijfsauto tegen de zijkant van de fietser aangereden. Met zijn rijgedrag heeft verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht en onaanvaardbare risicos genomen voor zijn medeweggebruikers. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Als gevolg van het ongeval heeft het slachtoffer ernstig letsel opgelopen en zij kan blijvend haar normale dagelijkse bezigheden niet (volledig) uitoefenen. Haar leven is in een split second totaal veranderd. Iets waar zij niet om heeft gevraagd. Ter terechtzitting is, door een verklaring van de vader van het slachtoffer, duidelijk geworden dat het ongeval nog dagelijks een grote impact op haar -en haar naasten- heeft. Zij was destijds 17 jaar en heeft nog een heel leven voor zich, dat door het ongeluk blijvend en ingrijpend is veranderd.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 27 oktober 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Het strafblad van verdachte werkt dan ook
niet strafverhogend.
De persoon van verdachte
De rechtbank waardeert het dat verdachte ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven en dat hij verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Het is duidelijk dat verdachte het ongeval én de gevolgen die dit voor het slachtoffer heeft gehad, nooit heeft gewild. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn leven goed op de rit heeft. Hij heeft een relatie, een eigen koopwoning en een vaste baan. Verdachte heeft geen schulden en er is geen sprake van middelengebruik. Ook uit het reclasseringsrapport volgt dat er geen problematiek op de leefgebieden van verdachte bestaat. De bij verdachte afgenomen risicotaxatie-instrumenten laten een laag risico op recidive zien. De reclassering adviseert (mede) om die reden een straf zonder bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal bij het bepalen van de (hoogte van de) straf in het voordeel van verdachte rekening houden met zijn persoonlijke omstandigheden.
Oriëntatiepunten
Bij het bepalen van de (hoogte van) de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval door schuld waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, geeft het LOVS als uitgangspunt een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden onvoorwaardelijk.
De straf
Hoewel de ernst van het feit in beginsel een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid rechtvaardigt, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten. De rechtbank heeft hierbij gelet op het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om zijn werk te kunnen uitoefenen, dat verdachte een zogenaamde
first offenderis en de omstandigheid dat verdachte sinds het ongeval geen nieuwe verkeersovertreding heeft begaan. Alles afwegende, acht de rechtbank een straf zoals geëist door de officier van justitie, te weten een taakstraf voor de duur van 140 uren in combinatie met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel dient als stok achter de deur om te bevorderen dat verdachte blijft nadenken over zijn rijgedrag en zijn verantwoordelijkheid om op een veilige en verantwoorde wijze aan het verkeer deel te nemen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
-
een taakstraf voor de duur van 140 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 70 dagen zal worden toegepast.
-
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.O. Thijsen, voorzitter, mr. H.H. Kielman en mr. O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 december 2025.
Mr. Thijsen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.