In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 september 2025 uitspraak gedaan over twee boetes die aan de betrokkene zijn opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De eerste boete, opgelegd voor het parkeren op een vergunninghoudersparkeerplaats zonder de vereiste vergunning, vond plaats op 3 februari 2024. De tweede boete volgde op 16 januari 2024 voor een soortgelijke overtreding. De betrokkene, die een gehandicaptenparkeerkaart heeft, stelde dat de bebording onduidelijk was en dat hij niet op de hoogte was van de eerste boete ten tijde van de tweede overtreding. De kantonrechter heeft de beroepen van de betrokkene behandeld, waarbij de vertegenwoordigster van de officier van justitie niet aanwezig was, maar haar standpunt per e-mail had aangeleverd. Na de behandeling heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelde dat de eerste boete terecht was opgelegd, maar dat er medische omstandigheden waren die aanleiding gaven om de tweede boete te matigen tot nul. De betrokkene had aangegeven dat hij door zijn handicap niet ver kan lopen en dat de parkeerproblemen via de gemeente opgelost moeten worden. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de boete voor de tweede overtreding aangepast.