ECLI:NL:RBNNE:2025:4298

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
11469590 BU VERZ 24-3218
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging feitcode bij verkeersboete wegens stilstaan op de vluchtstrook op een autoweg

In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 september 2025 uitspraak gedaan over een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De boete was opgelegd voor het stilstaan op de vluchtstrook van een autosnelweg zonder dat sprake was van een noodgeval, met de feitcode R465C. De betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld, maar de officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond. De betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie niet aanwezig, maar haar standpunt was per e-mail aangeleverd. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de feitcode R465C onjuist was, aangezien de overtreding was geconstateerd op de N31, een autoweg, waarvoor feitcode R472C van toepassing is. De kantonrechter heeft de feitcode gewijzigd, maar de hoogte van de boete ongewijzigd gelaten, omdat de betrokkene niet in zijn verdedigingsbelangen was geschaad.

De kantonrechter heeft de verklaringen van de betrokkene en de verbalisant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter heeft de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene, die zijn berekend op € 530,60. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste feitcode en de procedurele aspecten van het indienen van beroep tegen verkeersboetes.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 263284352
zaaknummer: 11469590 BU VERZ 24-3218

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van19 september 2025

in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] ,
gemachtigde: Meesterboete.nl.

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: R465C – ‘stilstaan op de vluchtstrook of vluchthaven van een autosnelweg zonder dat sprake is van een noodgeval’, verricht op 14 december 2023, om 15:54 uur, op de N31 bij Ureterp, met een personenauto, met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 289,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 19 september 2025 op de zitting behandeld. De vertegenwoordigster van de officier van justitie is niet verschenen, maar haar standpunt is per e-mail aangeleverd. Ook betrokkene en de gemachtigde zijn niet verschenen.
1.3.
Na afloop van de behandeling op de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing
2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep gegrond is, maar laat de boete ongewijzigd in stand. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.
Standpunten
3. Namens betrokkene wordt aangevoerd dat hij bij zijn in administratief beroep aangevoerde gronden blijft; in het bijzonder dat er bij de rustplaats geen plek meer was en dat betrokkene daarom werd gedwongen te kiezen tussen het schenden van de arbeidstijdenwet (met daarbij behorende boetes voor chauffeurs) of parkeren net buiten de rustplaats. Daarnaast merkt hij op dat de verbalisant een foto heeft genomen van een locatie waar de overtreding niet is begaan. Betrokkene meent geparkeerd te hebben op een stuk dat niet herkenbaar was als auto(snel)weg. Er wordt verzocht om een proceskostenvergoeding. Daarbij verzoekt betrokkene om de officier van justitie te veroordelen tot honorering van de cessie van die proceskostenvergoeding tussen betrokkene en zijn gemachtigde en om de procespuntwaarde op één te stellen, met toepassing van de factor 0,25 uit de Wet herwaardering proceskostenvergoeding.
4. De vertegenwoordigster verzoekt om ongegrondverklaring van het beroep.
Overwegingen
5. De kantonrechter constateert allereerst dat de verkeerde feitcode is gehanteerd door de verbalisant. Feitcode R465C is namelijk van toepassing op autosnelwegen, terwijl de verkeersovertreding is geconstateerd op een autoweg, namelijk de N31. De juiste feitcode is R472C. Aangezien het boetebedrag gelijk is en betrokkene niet in zijn verdedigingsbelangen wordt geschaad, wijzigt de kantonrechter de feitcode naar R472C.
6. Betrokkene betwist de verkeersovertreding. In zaken op grond van de Wahv is de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht in beginsel voldoende voor het vaststellen van de verkeersovertreding, tenzij concrete omstandigheden worden aangevoerd die aanleiding geven tot twijfel.
6.1.
De kantonrechter merkt op dat betrokkene blijft bij de gronden van het administratief beroep, maar dat in dat beroep helemaal niet is gesproken over de arbeidstijdenwet en parkeren buiten een rustplaats. Daar ging het namelijk over het lampje van de bandenspanning. Maar bij de staandehouding verklaarde betrokkene dat hij nodig moest plassen. De verbalisant heeft bovendien verklaard dat betrokkene “rustig met zijn telefoon bezig was”.
6.2.
In de eerste plaats overweegt de kantonrechter dat betrokkenes verklaringen bij de staandehouding en in de beroepschriften dusdanig tegenstrijdig zijn dat hij geen reden ziet om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. In de tweede plaats had geen van deze verklaringen, áls er reden had bestaan om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, het noodzakelijk gemaakt om gebruik te maken van de vluchtstrook.
6.3.
Met betrekking tot de foto in het dossier overweegt de kantonrechter dat een foto van de overtreding of pleeglocatie niet noodzakelijk is om de verkeersovertreding te kunnen vaststellen. Daarnaast geeft betrokkene niet aan waar hij dan wél stond geparkeerd.
6.4.
De verkeersovertreding kan dus worden vastgesteld.
7. In het beroepschrift ziet de kantonrechter geen reden voor aanpassing van de boete.
8. Omdat de kantonrechter het beroep gegrond zal verklaren vanwege de wijziging van de feitcode, zal hij de officier van justitie veroordelen in de proceskosten van betrokkene. Hij zal één punt toekennen met een waarde van € 647,00 voor het indienen van het administratief beroepschrift, een half punt van € 647,00 voor de telefonische hoorzitting in administratief beroep en één punt met een waarde van € 907,00 voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe.
9. Omdat de beslissing van de officier van justitie na 1 januari 2024 is bekendgemaakt, past de kantonrechter de extra verminderingsfactor toe als bedoeld in artikel 13a, tweede lid, onder a, van de Wahv. [1] De inleidende beschikking wordt verder niet gewijzigd op het punt van de hoogte van de boete, dus hanteert de kantonrechter de factor van 0,1 en niet 0,25.
10. De berekening is als volgt: 1,5 (procespunt) x € 647,00 (tarief) x 0,5 (wegingsfactor, licht) + 1 (procespunt) x € 907,00 (tarief) x 0,5 (wegingsfactor, licht) x 0,1 (extra wegingsfactor herwaardering proceskostenvergoeding) = € 530,60. De kantonrechter zal de officier van justitie daarom veroordelen in de kosten van € 530,60.
11. Artikel 13a, vijfde lid, van de Wahv regelt dat uitbetalingen op grond van een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de boete is opgelegd. Gelet op de jurisprudentie is de kantonrechter niet bevoegd om over deze feitelijke uitvoering van zijn beslissing een oordeel te geven.
Conclusie
De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing;
  • wijzigt de feitcode en de omschrijving van de gedraging in R472C – ‘stilstaan op de vluchtstrook of vluchthaven van een autoweg zonder dat sprake is van een noodgeval’;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
  • veroordeelt de officier van justitie in de proceskosten van betrokkene van € 530,60;
  • verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetalen.
Waarvan proces-verbaal,
mr. W.B. Jongsma, griffier mr. P.G. Wijtsma, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.

Voetnoten

1.Artikel 4, onderdeel a, van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm.