ECLI:NL:RBNNE:2025:4265

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
18-196003-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en vernieling door verdachte op festival in Drachten

Op 28 juni 2025 heeft de verdachte in Drachten twee personen mishandeld. Tijdens een festival heeft hij een slachtoffer op het voorhoofd geslagen en vervolgens getrapt terwijl het slachtoffer op de grond lag. Dit werd gekwalificeerd als mishandeling, maar de verdachte werd vrijgesproken van poging tot zware mishandeling. Later die nacht heeft de verdachte een tweede slachtoffer zonder aanleiding in het gezicht geslagen, waardoor dit slachtoffer viel en bewusteloos raakte. Dit letsel werd gekwalificeerd als zware mishandeling. De verdachte heeft ook een politieauto beschadigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegekend aan de slachtoffers van de mishandelingen en aan de politie voor de schade aan het voertuig.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-196003-25
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18-077576-22 en 05-076312-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , wonende [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 oktober 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.M. Kamminga, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I.M. Schaafsma.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 juni 2025 te Drachten, althans in Nederland, aan een ander, te weten [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of beschadigde tanden en/of loszittende tanden, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] in het gezicht en/of op het hoofd te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en/of zijn bewustzijn is verloren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2025 te Drachten, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ander, te weten [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] in het gezicht en/of op het hoofd heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en/of zijn bewustzijn is verloren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2025 te Drachten, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in het gezicht en/of op het hoofd te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en/of zijn bewustzijn is verloren,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of beschadigde tanden en/of loszittende tanden, ten gevolge had;
2
hij op of omstreeks 28 juni 2025 te Drachten, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (onopvallend) dienstvoertuig van de politie, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Politie Nederland (Eenheid Noord-Nederland), toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 28 juni 2025 te Drachten, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ander, te weten [slachtoffer 2] , opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2] in het gezicht en/of op het hoofd heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen, en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] op en/of tegen het lichaam heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2025 te Drachten, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 2] in het gezicht en/of op het hoofd te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen, en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] op en/of tegen het lichaam te schoppen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] , de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de medische gegevens waaruit blijkt dat het letsel van aangever aangeduid kan worden als zwaar lichamelijk letsel.
Feit 2
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 2, gelet op de aangifte namens de Politie Noord Nederland en de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Feit 3
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 3 primair, gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] , de getuigenverklaringen van [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] .
Standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair, wegens het ontbreken van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en het ontbreken van causaal verband tussen het ontstaan van het letsel en het handelen van verdachte.
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 subsidiair bepleit, omdat er geen sprake kan zijn van een poging tot zware mishandeling als het letsel aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel zoals in dit geval.
De raadsman heeft bepleit dat feit 1 meer subsidiair bewezen kan worden aangezien er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 2 kan worden bewezen.
Feit 3
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting d.d. 6 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Op 28 juni 2025 was ik in Drachten.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2025, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 28 juni 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Plaats delict: Drachten, binnen de gemeente Smallingerland.
Pleegdatum/tijd: Tussen zaterdag 28 juni 2025 om 01:20 uur en zaterdag 28 juni 2025 om 02:24 uur. Wij fietsten hem voorbij. Opeens zag ik dat hij achter ons aan kwam rennen.
Ik stond toen nog niet eens stil. Ik wilde omkijken. Ik had mijn voet nog niet eens aan de grond en ik voelde dat ik werd geslagen. Hij sloeg mij op mijn bek. Daarna ging het licht uit. Vervolgens werd ik wakker in de ambulance. Ik voelde dat mijn tanden los zaten. Ik voelde dat mijn tanden naar beneden stonden.
De tanden moesten nog wel teruggezet worden. Het tandvlees werd verdoofd en werden een voortand en een snijtand teruggeduwd.
Maandag moet ik weer naar de tandarts om te beoordelen of er een zenuwbehandeling nodig is. Ik moet sowieso heen omdat er een stukje van mijn voortand is afgebroken.
In het ziekenhuis ontdekten ze tevens dat ik een lichte hersenschudding heb opgelopen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2025, opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik zag vervolgens dat het om een bekende ging. Ik wist zeker dat het om een ene [verdachte] ging die aan [adres ] te [plaats] woonde. Vervolgens zag ik dat hij achter mijn maat aanrende. Ik zag vervolgens dat [verdachte] [slachtoffer 1] sloeg waardoor [slachtoffer 1] van zijn fiets viel. Ik zag dat [verdachte] vervolgens wegliep. Ik zag dat na het vallen van de fiets [slachtoffer 1] bewusteloos op de grond lag en dat hij veel bloed in zijn gezicht had. Ook leek het alsof hij voortanden miste.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2025, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik zag dat iemand neer werd geslagen. Hij haalde uit met een zwaaiende beweging. Ik zag dat deze man gestrekt ging.
5. Een geneeskundige verklaring, d.d. 28 juni 2025 opgemaakt en ondertekend door [naam] , opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als geneeskundige verklaring van [naam] :
24-jarige jongen blanco VG komt wegens molest met val van fiets waarbij
Trauma capitis
Dentogeen letsel, mobiele gebitselementen 11 en 12 en laceratie tandvlees.
Overwegingen
Daderschap/feitelijk handelen
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte de persoon is geweest die aangever [slachtoffer 1] op het hoofd heeft geslagen, ten gevolge waarvan aangever op de grond is gevallen en zijn bewustzijn is verloren.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat het door aangever opgelopen letsel aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel.
Het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) bevat geen definitie of omschrijving van zwaar lichamelijk letsel. Artikel 82 Sr geeft echter wel tot op zekere hoogte invulling aan dat begrip door te bepalen dat onder zwaar lichamelijk letsel onder meer wordt begrepen: “ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden” alsmede “storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft”. Artikel 82 Sr strekt ertoe buiten twijfel te stellen dat in deze gevallen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, maar er is niet beoogd een limitatieve opsomming te geven.
In lijn met de wetsgeschiedenis is in de rechtspraak van de Hoge Raad vooropgesteld dat artikel 82 Sr. de rechter de vrijheid laat om ook buiten de hiervoor aangeduide gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar normaal spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden gebaseerd op de verwondingen in hun totaliteit.1
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangever het volgende letsel heeft opgelopen, te weten: een hersenschudding, een beschadigde tand en loszittende tanden. Uit de bij de vordering van de benadeelde partij gevoegde stukken volgt dat aangever nog een wortelkanaalbehandeling moet ondergaan en dat hij nog aangewezen is op zacht voedsel.2 Gelet op de aard van het letsel, het noodzakelijke en medische ingrijpen en de vermoedelijke duur van het herstel dient het bij aangever geconstateerde letsel naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel te worden aangemerkt.
Opzet
Voor een bewezenverklaring van zware mishandeling, zoals primair ten laste gelegd, is vereist dat bewezen is dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken kan niet worden afgeleid dat bij verdachte sprake is geweest van het zogenaamde volle opzet om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan echter ook worden aangenomen als sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat aangever op de fiets zat en zijn benen nog niet aan de grond had toen hij door verdachte werd geslagen. Hierdoor was aangever kwetsbaarder om te vallen en was bovendien de kans om ongelukkig ten val te komen en daardoor zwaar letsel te bekomen groter dan bij een klap waarbij een slachtoffer met beide voeten op de grond staat. Daar komt bij dat verdachte het slachtoffer hard heeft geslagen. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat aangever door de klap direct het bewustzijn is verloren. Gelet op deze omstandigheden vindt de rechtbank dat er een aanmerkelijke kans was dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel op zou lopen.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door de klap zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde, te weten zware mishandeling, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2 Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting d.d. 6 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Op 28 juni 2025 was ik in Drachten.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2025, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 28 juni 2025, inhoudend als verklaring van [aangever] :
Pleegdatum/tijd: Op zaterdag 28 juni 2025 om 01:30 uur.
Hij deed aangifte namens het slachtoffer Politie Nederland. Men bevond zich toen ter hoogte van [adres ] te Drachten. Op dat moment bevonden zich daar collega's met een opvallende dienstauto als ook collega's met een onopvallend dienstvoertuig. Toen men de verdachte [verdachte] aan wilde houden zag de verdachte op enig moment de kans om een aanloop te nemen en op de motorkap te springen van dit onopvallende voertuig voornoemd. Te zien was dat de motorkap van deze dienstauto beschadigd was. De schoenafdrukken waren zichtbaar op de motorkap en er was ook een deuk op de linkerzijde van de motorkap gezien vanaf de voorzijde van het voertuig. Aan de rechterzijde waren zichtbare krassen te zien. Het kan niet anders dan dat deze schade is veroorzaakt door verdachte die opzettelijk en zonder toestemming op de motorkap sprong. Daarvoor was namelijk vastgesteld door collega's dat de motorkap onbeschadigd was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2025, opgenomen op pagina 20 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Wij verbalisanten zagen dat verdachte op de motorkap van onze onopvallende auto sprong. Wij hoorden het blik van de auto kraken en deuken.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde op de wijze zoals hierna volgt uit de bewezenverklaring.
Feit 3 Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting d.d. 6 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Op 28 juni 2025 was ik op het Simmerdeis festival in Drachten.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2025, opgenomen op pagina 92 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 30 juni 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Plaats delict: Drachten, binnen de gemeente Smallingerland.
Pleegdatum/tijd: Tussen zaterdag 28 juni 2025 om 00:45 uur en zaterdag 28 juni 2025 om 01:15 uur.
Ik hoorde iemand schreeuwen en ineens kreeg ik een klap op mijn gezicht. Ik zag dat hij mij een klap gaf met zijn vuist. Hij gaf mij een (1) harde klap in mijn gezicht, daarna viel ik op de grond. Toen ik op de grond lag zag en merkte ik dat hij mij een aantal malen trapte. Door die klap en trappen voelde ik pijn en merkte ik dat ik bloed op mijn voorhoofd had.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2025, opgenomen op pagina 102 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Hierop zag ik een jongen uit het niks op [slachtoffer 2] af sprinten en ik zag dat de jongen [slachtoffer 2] hard met zijn vuist op zijn voorhoofd sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] hierdoor gestrekt ging. Toen [slachtoffer 2] op de grond lag zag ik dat de jongen hem nog één of twee keer schopte.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2025, opgenomen op pagina 105 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 4] :
Hierop zag ik dat de jongen in de richting van [slachtoffer 2] sprintte en in de sprint [slachtoffer 2] met de vuist sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] hierdoor op de grond viel. Ik zag dat er ook meteen al allemaal bloed op het voorhoofd van [slachtoffer 2] zat. Ik zag vervolgens dat de jongen [slachtoffer 2] begon te trappen terwijl hij op de grond lag.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juni 2025, opgenomen op pagina 62 van het voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 5] :
Ik ben samen met [verdachte] naar Simmerdeis in Drachten gegaan. Ik weet nog dat het vrij snel na zijn optreden was dat [verdachte] ruzie kreeg met een groep mannen. Daar werd over en weer geschreeuwd en ook wel geslagen.
Bewijsoverwegingen
Daderschap/feitelijk handelen
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte de persoon is die aangever in het gezicht heeft geslagen ten gevolge waarvan aangever op de grond is gevallen en die aangever meermalen tegen het lichaam heeft geschopt.
Primair
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of het hiervoor genoemde handelen van verdachte als een poging tot zware mishandeling, zoals primair ten laste is gelegd, kan worden gekwalificeerd. Daarvoor is vereist dat verdachte opzet heeft gehad op (een poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever [slachtoffer 2] .
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte de intentie en daarmee vol opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op (een poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg in dit geval (een poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is aanwezig als verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden en hij die kans bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat niet gesteld kan worden dat de enkele vuistslag tegen het voorhoofd van een persoon die op de grond staat zonder meer een aanmerkelijke kans in het leven roept dat aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Ten aanzien van het trappen tegen aangever [slachtoffer 2] blijkt niet met welke kracht dit is gedaan en evenmin blijkt waar aangever op het lichaam is geraakt, zodat dit eveneens niet kan leiden tot het oordeel dat door dit handelen de aanmerkelijke kans is ontstaan dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou bekomen.
De rechtbank zal verdachte, wegens het ontbreken van opzet, dan ook vrijspreken van feit 3 primair.
Subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor genoemde handelen van verdachte, te weten het slaan en schoppen, wel voldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert voor een bewezenverklaring van de onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1 primair, feit 2 en feit 3 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 28 juni 2025 te Drachten, aan een ander, te weten [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en beschadigde tanden en loszittende tanden, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] op het hoofd te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en zijn bewustzijn is verloren;
2
hij op 28 juni 2025 te Drachten, opzettelijk en wederrechtelijk een onopvallend dienstvoertuig van de politie, dat geheel aan Politie Nederland, toebehoorde heeft beschadigd;
3
hij op 28 juni 2025 te Drachten, [slachtoffer 2] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen, en die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te schoppen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair zware mishandeling
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
3. subsidiair mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair, feit 2 en feit 3 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden met uitzondering van verplichte inname van medicijnen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het resterende deel de duur van zeven weken niet te boven gaat zodat verdachte zijn woning niet verliest. Daarnaast heeft de raadsman de oplegging van een taakstraf bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapporten, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
In de nacht van 28 juni 2025 heeft verdachte in Drachten, na het drinken van de nodige alcoholische consumpties en het roken van een joint, geweld gepleegd tegen de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Dit geweld is juridisch gekwalificeerd als mishandeling en zware mishandeling.
Verdachte heeft, zonder enige aanleiding, op een festival [slachtoffer 2] op zijn voorhoofd geslagen waardoor het slachtoffer is gevallen. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer getrapt terwijl hij op de grond lag. Hoewel deze klap juridisch wordt geduid als eenvoudige mishandeling, volgt uit de vordering van het slachtoffer dat er enkele maanden na het incident nog een litteken in zijn gezicht is te zien. Door zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank overweegt dat dergelijke zinloze geweldsuitspattingen in het openbaar op een festivalterrein bijdragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Niet veel later deze nacht heeft verdachte onderweg naar zijn huis in [plaats] [slachtoffer 1] eveneens zonder enige aanleiding in het gezicht geslagen waardoor dit slachtoffer van zijn fiets is gevallen en bewusteloos is geraakt. Als gevolg hiervan ondervindt [slachtoffer 1] tot op heden de gevolgen hiervan blijkens zijn vordering. Vanwege zijn forse gebitsletsel heeft het slachtoffer nog altijd moeite met eten. Hij mag niks kauwen met zijn voor- en hoektanden en is aangewezen op het eten van zacht voedsel. Tevens zal het slachtoffer op korte termijn een wortelkanaalbehandeling moeten ondergaan als gevolg van het letsel. Niet alleen heeft [slachtoffer 1] letsel aan zijn gebit, maar ondervindt hij ook nog steeds hoofdpijn en vermoeidheidsklachten ten gevolge van de hersenschudding. Door de gevolgen van het zinloze geweld is het slachtoffer vier weken volledig arbeidsongeschikt geweest. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. In de toelichting op de schadevordering heeft het slachtoffer duidelijk gemaakt hoe zijn leven is verlopen na het delict. Hij ondervindt tot op heden de gevolgen van het handelen van verdachte. Dit soort geweld heeft een grote impact op de samenleving. Ook ten aanzien van dit feit zijn meerdere personen ongewild getuige geweest van het geweld. Dit sterkt het gevoel van onveiligheid.
Verdachte is kort hierna boven op de motorkap van een dienstwagen van de politie gesprongen. Een dergelijk feit veroorzaakt materiële schade en praktische overlast. Verdachte heeft daarmee geen blijk gegeven respect te hebben voor andermans eigendommen.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 5 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte reeds veelvuldig voor ernstige geweldsfeiten is veroordeeld en aan hem veelvuldig voorwaardelijke vrijheidsstraffen met bijzondere voorwaarden zijn opgelegd.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht houdt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf rekening met de straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter op 2 juli 2025.
Persoon van de verdachte
Uit het meest recente reclasseringsrapport van 25 september 2025 opgesteld door [naam] , reclasseringswerker Leger des Heils Oost-Nederland, te [plaats] , blijkt onder meer het volgende.
De reclassering concludeert dat verdachte door overmatig alcoholgebruik zich niets kan herinneren van wat er is voorgevallen. Hij is wel geschrokken van het letsel en noemt zijn gedrag 'dom'. Er is sprake van een hardnekkig en aanhoudend delictpatroon van voornamelijk geweldsdelicten, veelal gepleegd onder invloed van alcohol. Bij een bewezenverklaring past het delict bij het delictpatroon en is er sprake van recidive tijdens een proeftijd.
Verdachte kent een belaste voorgeschiedenis van affectieve verwaarlozing. Zijn problematiek kenmerkt zich door een disharmonisch intelligentieprofiel met gemiddelde verbale vaardigheden en beneden gemiddelde perceptuele vaardigheden. Daarnaast is sprake van ADHD, impulsiviteit, antisociale trekken en daardoor beperkte regulatie en copingvaardigheden. Zijn middelengebruik, met name alcohol, zorgt voor gedragsontremming en heeft regelmatig geleid tot gewelddadig delictgedrag. Verdachte is vanwege zijn problematiek onvoldoende in staat zijn gedrag te reguleren en is sterk afhankelijk van externe begrenzing en sturing.
Verdachte woont naar tevredenheid binnen de woonvoorziening van [instelling] . Hij krijgt bewindvoering en er is een bijstandsuitkering aangevraagd. Verdachte is bereid mee te werken aan reclasseringstoezicht en wil een ambulante behandeling om te leren zijn zelfregulatie te vergroten. Hij laat op dit moment zien dat hij bereid is zich aan voorwaarden te houden. De reclassering merkt daarbij op dat eerdere toezichten regelmatig zijn mislukt vanwege recidive en/of de zelfbepalende houding van verdachte.
De oplegging van een reclasseringstoezicht is van belang. Alleen wanneer verdachte zich aan de voorwaarden houdt en een ambulante behandeling aangaat kan worden gewerkt aan het vergroten van de zelfcontrole en het beperken van het delictgevaar. Het begeleid wonen binnen [instelling] vormt hierbij een belangrijke beschermende en ondersteunende factor. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Het risico op letsel wordt eveneens ingeschat als hoog. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd wordt de toepassing van het volwassenstrafrecht. Hoewel er tekorten zijn op het gebied van handelingsvaardigheden, ziet de reclassering geen meerwaarde in het inzetten van pedagogische of gezinsgerichte interventies.
Geadviseerd wordt de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de navolgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, alcoholverbod, meewerken aan middelencontrole en dagbesteding.
Geen toepassing adolescentenstrafrecht
De verdachte was 22 jaar oud toen verdachte het bewezenverklaarde pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De rechtbank heeft, gelet op het reclasseringsadvies, besloten
om in dit geval niet van deze mogelijkheid gebruik te maken.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf de enige passende straf is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte er van te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen en om de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd gelet op het verschil in juridische kwalificatie bij feit 3. Oplegging van een straf zoals bepleit door de verdediging acht de rechtbank niet passend gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte.
Alles afwegend komt de rechtbank tot een oplegging van een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van verplichte inname van medicijnen omdat dit voldoende is onderbouwd in het rapport.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen paar schoenen teruggegeven moet worden aan verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft teruggave van het schoeisel aan verdachte bepleit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten één paar Nike Air Force One schoenen, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] (feit 1), tot een bedrag van 2.785,06 ter zake van materiële schade en
5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel;
2. Politie Noord-Nederland Team Schade Noord-Nederland (feit 2), tot een bedrag van
2105.30 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel;
3. [ [slachtoffer 2] (feit 3), tot een bedrag van 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen telkens volledig kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de materiële schade.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman bepleit de hoogte daarvan te matigen, omdat het letsel is ontstaan als een indirect gevolg van het handelen van verdachte.
Ten aanzien van Politie Noord-Nederland Team Schade Noord-Nederland
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent de gevorderde schade.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
De raadsman heeft bepleit de hoogte van de immateriële schade te halveren, omdat slechts het subsidiair tenlastegelegde kan worden bewezen. Daarbij komt dat de benadeelde partij geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1] Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade
( 2.785,06) heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezenverklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen met wettelijke rente vanaf 28 juni 2025.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezenverklaarde. Aangezien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen heeft hij op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij pijn heeft gehad met gebitsletsel en een hersenschudding tot gevolg. Anders dan de verdediging acht de rechtbank het gevorderde schadebedrag billijk. De rechtbank ziet geen redenen om te komen tot matiging. De rechtbank wijst de gevorderde immateriële schade dan ook geheel toe.
De vordering, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 juni 2025.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 73 dagen.
Politie Noord-Nederland Team Schade Noord-Nederland
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde.
De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 juni 2025.
Voor het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ziet de rechtbank geen redenen. De schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd om te voorkomen dat slachtoffers civielrechtelijke procedures moeten doorlopen om toegewezen bedragen te kunnen ontvangen van de dader. Nu de politie een professionele procespartij is wordt zij in staat geacht om zelfstandig de toegewezen schadevergoeding te incasseren.
[slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde. Aangezien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen heeft hij op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij pijn heeft gehad en letsel heeft opgelopen met een resterend litteken tot gevolg. Anders dan de verdediging acht de rechtbank het gevorderde schadebedrag billijk. De rechtbank ziet geen redenen om te komen tot matiging. De rechtbank wijst de gevorderde immateriële schade dan ook geheel toe.
De vordering, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 juni 2025.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur
waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 35 dagen.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte telkens veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, tot op heden telkens begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordelingen

Parketnummer 18-077576-22
Bij onherroepelijk vonnis van 2 september 2022 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord- Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 17 september 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 17 september 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Parketnummer 05-076312-24
Bij onherroepelijk vonnis van 20 augustus 2024 van de politierechter in de rechtbank Gelderland te Zutphen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 4 september 2024. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 17 september 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-077576-22
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk moet worden toegewezen, te weten 90 dagen, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd wederom strafbare feiten heeft gepleegd. Voor het overige deel heeft de officier van justitie gevorderd te proeftijd te verlengen met één jaar.
Parketnummer 05-076312-24
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden toegewezen, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd wederom strafbare feiten heeft gepleegd.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-077576-22
De raadsman heeft bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat de tenuitvoerlegging ziet op andersoortige, erg oude, strafbare feiten en tenuitvoerlegging thans niet opportuun is.
Parketnummer 05-076312-24
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat tenuitvoerlegging mogelijk is.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-077576-22
Nu veroordeelde de bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd is tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf mogelijk. De rechtbank ziet, evenals de officier van justitie, redenen om de gedeeltelijk tenuitvoerlegging van 90 dagen te gelasten en ten aanzien van het overige de proeftijd met één jaar te verlengen.
De rechtbank constateert dat uit het uittreksel van de justitiële documentatie blijkt dat de proeftijd eindigt op 13 oktober 2025, te weten voor de datum van de uitspraak van dit vonnis, maar concludeert dat verlenging van de proeftijd toch mogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank is de periode die de verdachte in onderhavige zaak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht nog niet in het uittreksel verwerkt, terwijl de proeftijd gedurende deze voorlopige hechtenis niet doorloopt. Hierdoor is de proeftijd op het moment van het vonnis nog niet ten einde gekomen.
Parketnummer 05-076312-24
Nu veroordeelde de bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet geen redenen om te komen tot een ander oordeel.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 4 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich moet blijven melden bij het Leger des Heils Reclassering op het volgende adres: [adres ] , of hiertoe via telefoonnummer [telefoonnummer] een afspraak maken. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich houden aan de aanwijzingen vanuit de reclassering;
dat de veroordeelde laat zich behandelen door Kairos / Jan Arends of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde verblijft in [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
dat de veroordeelde geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat de veroordeelde mee werkt aan controle van het gebruik van alcohol om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
6. dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of een zinvolle dagbesteding, met een vaste structuur.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Gelast teruggave aan veroordeelde van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:

1. schoenen Nike Air Force One (goednummer: 1842811)

Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1] , feit 1 primair:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 7.785,06 (zegge: zevenduizend zevenhonderdvijfentachtig euro en zes cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 7.785,06 (zegge: zevenduizend zevenhonderdvijfentachtig euro en zes cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 2.785,06 aan materiële schade en 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 73 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van
benadeelde partij Politie Noord-Nederland Team Schade Noord-Nederland, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan Politie Noord-Nederland Team Schade Noord-Nederland te betalen:
  • het bedrag van 2.105,30 (zegge: tweeduizend honderdenvijf euro en dertig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2] , feit 3 subsidiair:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 2.500,00 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.500,00 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.077576-22:

Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 2 september 2022, te weten:

Een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.

Verlengt de proeftijd van de restende straf met 1 jaar van de resterende straf.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

5.076312-24:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Zuthpen van 20 augustus 2024, te weten:

Een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.

Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. S.R. Huisman, rechters, bijgestaan door mr. M.M. Klungel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 oktober 2025.
Mr. M.M. Spooren, mr. S.R. Huisman en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Zie ook Hoge Raad 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051.
2 Een geschift, te weten een verzoek tot schadevergoeding door de benadeelde partij [slachtoffer 1] .