ECLI:NL:RBNNE:2025:3948
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak in hennepteelt en witwassen
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 7 augustus 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in de zaak met parketnummer 18-750019-19. De officier van justitie had op 24 juli 2025 gevorderd dat de rechtbank het bedrag van 65.000 euro zou vaststellen als ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat volgens de officier van justitie 263.670,56 euro bedroeg. De vordering was gebaseerd op de verdenking van hennepteelt en witwassen, waarvan de verdachte echter in de hoofdzaak is vrijgesproken.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verdachte, die in de hoofdzaak was vrijgesproken, geen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank oordeelde dat, gezien de vrijspraak, niet aannemelijk was dat de verdachte het gevorderde bedrag had verkregen uit de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft daarom de vordering van de officier van justitie afgewezen.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. De griffier heeft de uitspraak genoteerd, maar één van de rechters was niet in staat om de beslissing mede te ondertekenen.