ECLI:NL:RBNNE:2025:3948

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
18-750019-19 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak in hennepteelt en witwassen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 7 augustus 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in de zaak met parketnummer 18-750019-19. De officier van justitie had op 24 juli 2025 gevorderd dat de rechtbank het bedrag van 65.000 euro zou vaststellen als ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat volgens de officier van justitie 263.670,56 euro bedroeg. De vordering was gebaseerd op de verdenking van hennepteelt en witwassen, waarvan de verdachte echter in de hoofdzaak is vrijgesproken.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verdachte, die in de hoofdzaak was vrijgesproken, geen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank oordeelde dat, gezien de vrijspraak, niet aannemelijk was dat de verdachte het gevorderde bedrag had verkregen uit de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft daarom de vordering van de officier van justitie afgewezen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. De griffier heeft de uitspraak genoteerd, maar één van de rechters was niet in staat om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18-750019-19
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 7 augustus 2025 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
In de zaak tegen:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [instelling] ,
hierna te noemen: betrokkene.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 24 juli 2025 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het
Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde betrokkene de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van 65.000 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18-750019-19 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel. De behandeling heeft tegelijk met de hoofdzaak plaatsgevonden ter terechtzitting van 24 juli 2025.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het bedrag zoals vermeld in de schriftelijke vordering ontneming gehandhaafd en vordert toewijzing van deze vordering. Zij heeft ter zitting toegelicht dat het totale berekende wederrechtelijke voordeel 263.670,56 bedraagt en dat het aandeel van betrokkene is geschat op 65.000, omdat in dit onderzoek meerdere personen als verdachte zijn aangemerkt. Zij acht deze schatting reëel gelet op het witwasvermoeden ter hoogte van ongeveer 45.000 euro.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in de hoofdzaak vrijspraak bepleit en stelt zich op het standpunt dat de vordering ontneming moet worden afgewezen.

Beoordeling

De rechtbank heeft betrokkene bij vonnis van 7 augustus 2025 in de zaak met parketnummer 18-750019- 19 vrijgesproken ter zake van de onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde verdenking van hennepteelt te Jannum in de periode 1 augustus 2018 tot en met 9 april 2019 en de onder feit 3 ten laste gelegde verdenking van witwassen. Op basis van deze verdenkingen is het wederrechtelijke voordeel berekend. Gelet op deze vrijspraak is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat betrokkene wedderechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank zal derhalve de vordering van de officier van justitie afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Bunk en
mr. A. Dijkstra, rechters, bijgestaan door mr. J.K. Qiu, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 augustus 2025.
mr. A. Dijkstra is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.