ECLI:NL:RBNNE:2025:3947

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
18-750019-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van hennepteelt, diefstal van elektriciteit en witwassen te Jannum

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 augustus 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepteelt, diefstal van elektriciteit en witwassen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep in een boerderij te Jannum in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 9 april 2019. De officier van justitie had veroordeling gevorderd op basis van indirect bewijs, waaronder het aantreffen van een toegangssleutel van de boerderij en andere aanwijzingen die de verdachte met de hennepkwekerij in verband brachten. Echter, de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen onvoldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt te bevestigen. De rechtbank concludeerde dat er slechts indirecte aanknopingspunten waren en dat niet kon worden bewezen dat de verdachte opzettelijk hennep had geteeld of aanwezig had gehad.

Daarnaast was de verdachte ook beschuldigd van diefstal van elektriciteit, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de illegale afname van elektriciteit, aangezien dit onlosmakelijk verbonden was met de hennepteelt. Tot slot werd de verdachte ook vrijgesproken van het witwassen van geld, omdat er geen gronddelict kon worden aangewezen als mogelijke herkomst van het contante geld dat in het bezit van de verdachte was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de ten laste gelegde feiten, en sprak hem daarom vrij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18-750019-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 augustus 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte.

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 juli 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 9 april 2019 te Jannum, in elk geval in de gemeente Noardeast-Fryslân, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een of meer kweekruimte(s)) in een pand gelegen aan of bij [adres] te Jannum) een hoeveelheid van (in totaal) 1161, althans (telkens) een grote hoeveelheid, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer (onbekend gebleven) personen op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 9 april 2019 te Jannum, in elk geval in de gemeente Noardeast-Fryslân, althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een of meer kweekruimte(s)) in een pand gelegen aan of bij [adres] te Jannum) een hoeveelheid van (in totaal) 1161, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 9 april 2019 te Jannum, in elk geval in de gemeente Noardeast-Fryslân, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor een of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en):- werkzaamheden te verrichten voor de teelt/het kweken van hennepplanten, zoals het bouwen van de kweekruimte(s), meermalen, althans eenmaal, knippen van hennepplanten en de aankoop van goederen ten behoeve van het woongedeelte van het pand aan of bij de [adres] te Jannum; en/of- personeel (in de persoon van [medeverdachte] ) voor de teelt/het kweken van hennepplanten te werven en/of ter beschikking te stellen; en/of- (een) voertuig(en) ter beschikking te stellen aan [medeverdachte] ;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 9 april 2019 te Jannum, in elk geval in de gemeente Noardeast-Fryslân, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) elektrische energie, in elk geval enig goed, dat (telkens) geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan energiebedrijf Liander, heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen hoeveelhe(i)d(en) elektrische energie (telkens) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 9 april 2019 te Jannum, in elk geval in de gemeente Noardeast-Fryslân, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) meermalen, althans eenmaal, van één of meer voorwerp(en), te weten (een) grote hoeveelheid/-heden geld, te weten in totaal (ongeveer) 45.040,92 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s) verborgen en/of verhuld wie die voorwerpen, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en),
althans enig geldbedrag, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruikt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovengenoemd(e) geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf; de rechthebbende(n) was/waren van bovengenoemd(e) geldbedrag(en) en/of.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ter zake van het onder feit 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd ter zake van het ten laste gelegde onder feit 1 primair en feit 3 tot een taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van het voorarrest. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het strafdossier bestaat hoofdzakelijk uit indirect bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij. Gelet op alle bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is er desondanks voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het ten laste gelegde. Ten eerste is bij verdachte een toegangssleutel aangetroffen van de boerderij die was ingericht als hennepkwekerij. Voorts is verdachte met medeverdachte [medeverdachte] eenmalig bij deze boerderij gezien en heeft de telefoon van verdachte meermalen een zendmast in de buurt van deze boerderij aangestraald. Op een aanhangwagen die op naam staat van verdachte werden enkele kisten vervoerd en uit onderzoek naar de laptop van verdachte is gebleken dat op deze laptop zoekopdrachten zijn gedaan naar dit soort ook in de kwekerij aangetroffen kisten. In het bedrijfspand van verdachte zijn daarnaast aan hennepteelt gerelateerde goederen aangetroffen: een geldtelmachine, een assimilatielamp en een handgeschreven notitie. Op deze notitie, waarvan aannemelijk is dat verdachte deze zelf heeft geschreven, staan goederen vermeld die in dezelfde aantallen in de boerderij zijn gevonden. Ook worden in deze notitie termen gebruikt die te koppelen zijn aan hennepteelt. Er zijn ook chatgesprekken in de telefoon van verdachte aangetroffen die gaan over soortgelijke lampen die in een andere uitvoering in de boerderij zijn aangetroffen. Verdachte heeft bij de politie gezwegen en ter zitting heeft verdachte hierover een ongeloofwaardige verklaring afgelegd. Daarnaast blijkt uit het dossier dat medeverdachte [medeverdachte] niet over de kennis en capaciteiten beschikt om zelfstandig een hennepkwekerij op te zetten. Het kan met inachtneming van het voornoemde niet anders zijn dan dat verdachte samen met anderen de hennepkwekerij heeft opgezet en hennep heeft geteeld en dat medeverdachte [medeverdachte] als katvanger in deze boerderij is gezet.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde blijkt het witwasvermoeden uit het rapport berekening onverklaarbaar vermogen middels kasopstelling. Uit dit rapport volgt dat verdachte grote en ongebruikelijke hoeveelheden contant geld heeft uitgegeven. De verdachte heeft geen concrete en verifieerbare verklaring afgelegd over de herkomst van dit geld noch heeft hij verklaard over de noodzaak van het hebben van grote hoeveelheden contant geld voor normale economische activiteiten, terwijl dit onder deze omstandigheden van verdachte mag worden verwacht. Het is daarmee voldoende aannemelijk dat deze onverklaarbare geldstromen van enig misdrijf afkomstig zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het bewijs ten aanzien van feit 1 is indirect en dubbelzinnig. Uit deze bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij en dat hij enige wetenschap heeft gehad over het bestaan van deze hennepkwekerij.
De raadsman heeft gelet op het standpunt van de officier van justitie geen verweer gevoerd ten aanzien van feit 2.
Ten aanzien van feit 3 blijkt uit het dossier dat verdachte samen met zijn levensgezel [levensgezel] een gezamenlijk huishouden voert. [levensgezel] heeft een concrete en verifieerbare verklaring ten overstaan van de politie afgelegd over de herkomst van het contante geld. Er is daar geen verder onderzoek naar verricht. Hierdoor kan niet de conclusie worden getrokken dat het contante geld afkomstig is van enig misdrijf.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan integraal zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Vrijspraak van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en het onder feit 2 ten laste gelegde
De politie is het onderzoek onder de naam “Gaviaal” gestart naar de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij in een boerderij te Jannum, nadat de politie hier meerdere meldingen over had ontvangen. Verdachte is gedurende dit onderzoek in beeld gekomen doordat verbalisanten op 18 oktober 2018 een blauwe Peugeot, die op naam van verdachte heeft gestaan, bij deze boerderij hebben waargenomen. Verder is op 20 januari 2019 bij de politie een Meld Misdaad Anoniem melding binnengekomen waarin wordt aangegeven dat verdachte de organisator is van een grote hennepkwekerij in een boerderij te Jannum. De politie heeft op 9 april 2019 in de desbetreffende boerderij te Jannum een hennepkwekerij aangetroffen en ontmanteld. Na onderzoek is gebleken dat de elektriciteit die werd gebruikt voor de hennepkwekerij buiten de elektriciteitsmeter om is afgenomen.
Hennepteelt
De rechtbank kan op basis van het dossier slechts vaststellen dat verdachte eenmaal samen met medeverdachte [medeverdachte] op het terrein van de boerderij is geweest en dat hij in het bezit was van een toegangssleutel van deze boerderij. De overige door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden staan in een zodanig ver verwijderd verband tot het ten laste gelegde dat daar -ook in onderlinge samenhang beschouwd- onvoldoende bewijswaarde aan kan worden toegekend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in het strafdossier hooguit indirecte aanknopingspunten te vinden zijn die verdachte in enig verband kunnen brengen met de hennepkwekerij die op 9 april 2019 te Jannum is aangetroffen. Deze aanknopingspunten zijn evenwel onvoldoende redengevend voor de beantwoording van de vraag of verdachte enig aandeel heeft gehad in de hennepteelt en voor de vraag welke rol verdachte, hetzij aansturend, hetzij faciliterend, binnen dit geheel heeft vervuld. Niet kan worden bewezen dat verdachte als (mede)pleger of medeplichtige betrokken is geweest bij de ten laste gelegde hennepteelt.
Het aanwezig hebben van hennep
Voor het bewijs van “het opzettelijk aanwezig hebben van hennep” is vereist dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van de hennep in de boerderij en dat deze hennep zich in zijn machtssfeer bevond. Hoewel het bezit van een toegangssleutel erop duidt dat verdachte toegang had tot de boerderij waarin hennep werd geteeld, is echter niet vast komen te staan dat verdachte vaker dan één keer bij deze boerderij is geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij deze sleutel
van medeverdachte [medeverdachte] heeft gekregen “voor het geval dat” en dat hij die sleutel zelf nooit heeft gebruikt voor toegang tot de boerderij. De verklaring van verdachte kan op basis van het strafdossier niet als geheel onaannemelijk terzijde worden geschoven. Gelet hierop kan niet overtuigend worden bewezen dat verdachte de hennep in zijn machtssfeer heeft gehad.
Diefstal van elektriciteit
Nu de diefstal van de elektriciteit onlosmakelijk is verbonden met de hennepteelt en niet van enige wegnemingshandeling of actieve bijdrage aan het illegaal afnemen van elektriciteit van verdachte is gebleken, is niet vast komen te staan dat verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde diefstal van elektriciteit.
De rechtbank acht, alles afwegende, feit 1 primair en subsidiair en feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
Verbalisant [verbalisant] heeft onderzoek verricht naar het onverklaarbare vermogen van verdachte en zijn partner [levensgezel] . Verdachte en zijn partner voerden een gezamenlijk huishouden. Verbalisant heeft het onverklaarbare vermogen op 45.040,92 euro vastgesteld middels een berekening eenvoudige kasopstelling. Daarbij zijn de daadwerkelijke contante uitgaven vergeleken met de uitgaven die uit legale bron kunnen worden verantwoord. Het verschil daartussen levert het voornoemde bedrag op.
De rechtbank stelt voorop dat gelet op de vrijspraak van het onder feit 1 primair en subsidiair en feit 2 ten laste gelegde, in deze zaak geen gronddelict kan worden aangewezen als mogelijke herkomst van het contante geld. Zij ziet zich daarom voor de vraag gesteld of kan worden bewezen dat het ten laste gelegde geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is.
Voor een bewezenverklaring van het in de op artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht toegesneden tenlastelegging opgenomen onderdeel "afkomstig uit enig misdrijf" is, gelet op doel en strekking van deze wetsbepaling en mede in het licht van de wetsgeschiedenis, niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dit betekent dus dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan. Wel is voor een veroordeling ter zake van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het Openbaar Ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Als de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst
onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte zo'n verklaring geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden, waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen, een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Het witwasvermoeden
Verbalisanten hebben in de woning van verdachte 2.320,- euro aan contant geld, goederen van dure merken en facturen aangetroffen waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte voor ongeveer 15.000,- euro aan contant geld heeft uitgegeven. Daarnaast zijn de financiële gegevens van verdachte geanalyseerd, alsmede de financiële administratie van zijn bedrijf.
De rechtbank is van oordeel dat in de analyse van de financiële geldstromen zowel zakelijk als privé van verdachte geen concrete aanwijzingen te vinden zijn dat het in de tenlastelegging bedoelde geldbedrag van verdachte van enig misdrijf afkomstig is geweest. De onverklaarbare contante uitgaven, de dure spullen alsook de aangetroffen contanten zijn weliswaar witwasindicatoren, maar zijn op zichzelf noch tezamen voldoende voor een concreet witwasvermoeden. Temeer nu verdachte zijn partner [levensgezel] , met wie verdachte een gezamenlijke huishouding voert, tijdens haar politieverhoor een concrete en verifieerbare verklaring heeft afgegeven over de herkomst van een deel van het contante geld die niet nader is onderzocht. Zij heeft verklaard dat het contante geld afkomstig is van ontvangen prijzengelden en leningen van haar ouders. De rechtbank acht, alles afwegende, het ten laste gelegde onder feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Bunk en
mr. A. Dijkstra, rechters, bijgestaan door mr. J.K. Qiu, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van deze rechtbank op 7 augustus 2025.
Mr. A. Dijkstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.