ECLI:NL:RBNNE:2025:3706

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
23/2721
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen intrekking subsidie op grond van de Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de intrekking van een subsidie door de minister van Economische Zaken, die verleend was op basis van de Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen. De intrekking vond plaats omdat eiser onjuiste informatie had verstrekt over de opleverdatum van zijn woning. De rechtbank constateert dat de subsidie was verleend als voorschot en dat eiser had moeten weten dat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden, aangezien zijn woning na de gestelde datum was opgeleverd. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 10 augustus 2022, maar de minister trok de subsidie in op 9 mei 2023, na controle van de gegevens. Eiser stelde dat hij ongelijk werd behandeld ten opzichte van buurtbewoners die onder dezelfde omstandigheden subsidie hadden ontvangen, maar de rechtbank oordeelt dat er geen strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat ook deze buren mogelijk terugvorderingen moeten doen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar bepaalt dat de minister het griffierecht aan eiser moet vergoeden, omdat de minister pas na de zitting zijn standpunt definitief heeft onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de minister bevoegd was om de subsidie terug te vorderen en dat dit in redelijkheid is gebeurd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2721

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

de minister van Economische Zaken (de minister),

namens deze: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN)
(gemachtigde: mr. G. Baarsma, werkzaam bij het SNN).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking door de minister van de verlening van een subsidie op grond van de Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen (de Subsidieregeling).
1.1.
Die intrekking staat in het besluit van de minister van 19 oktober 2022. Met het besluit van 9 mei 2023 op het bezwaar van eiser is de minister bij dat besluit gebleven.
1.2.
Op 21 juni 2023 heeft eiser tegen dat besluit op bezwaar beroep ingesteld. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens de minister mr. Baarsma en S. Smit. De rechtbank heeft de behandeling geschorst om beide partijen hun standpunten schriftelijk nader te laten onderbouwen.
1.4.
De minister heeft op 27 maart 2025 een tweede verweerschrift ingediend en eiser heeft op 27 april 2025 zijn beroepsgronden aangevuld. Op 18 juli 2025 heeft de minister een nader stuk ingediend.
1.5.
Op 30 juli 2025 heeft de rechtbank het onderzoek op de zitting voortgezet. Daaraan hebben deelgenomen: eiser en mr. Baarsma. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
1.6.
Op 31 juli 2025 heeft eiser een mail gestuurd aan de rechtbank. Zij heeft hem bericht dat het onderzoek inmiddels was gesloten en dat de inhoud van de mail geen aanleiding was om het onderzoek te heropenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Op grond van de Subsidieregeling heeft eiser op 10 augustus 2022 bij het SNN een aanvraag ingediend voor zijn woning aan de [adres] . Het ging om het plaatsen van een dakkapel voor een bedrag van € 9.524,00. Met het besluit van
26 augustus 2022 heeft de minister positief op die aanvraag beslist, waarna het aangevraagde bedrag aan eiser is betaald. Bij controle bleek dat het bouwjaar van eisers woning 2016 is. De minister heeft de verleningsbeschikking daarom met het besluit van
9 mei 2023 ingetrokken, omdat de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarde dat de woning is opgeleverd vóór 1 januari 2016. Vervolgens is deze beroepsprocedure begonnen.

Beoordeling door de rechtbank

De ontvankelijkheid van het beroep
3. Eerst moet de rechtbank beoordelen of het beroep van eiser ontvankelijk is. Niet in geschil is dat hij dat beroep een dag te laat heeft ingesteld. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was de laatste dag waarop dat beroep kon worden ingesteld
20 juni 2023 [1] . Eiser heeft de rechtbank op 21 juni 2023 per e-mail laten weten dat hij beroep instelde. Uit het dossier blijkt ook dat hij de rechtbank op 30 mei 2023 heeft gemaild met onder meer de vraag of de beroepstermijn kon worden verlengd, omdat hij nog bepaalde ontwikkelingen wilde afwachten. Op die mail kreeg hij geen antwoord en toen is de zaak even aan zijn aandacht ontsnapt. Vandaar de termijnoverschrijding met één dag.
3.1
De rechtbank overweegt als volgt. De termijnoverschrijding is erg kort. Bovendien valt uit eisers mail van 30 mei 2023 al af te leiden dat hij het niet eens is met het besluit van
9 mei 2023. Met de brief van 25 augustus 2023 heeft de minister laten weten geen problemen te hebben met een ontvankelijkverklaring van het beroep. Ook zijn er in dit beroep geen belangen van derden in het spel. Verder rechtvaardigt de nogal lange duur van de zaak niet dat de ontvankelijkheid nú nog een probleem zou moeten opleveren. Daarom vindt de rechtbank de overschrijding van de beroepstermijn verontschuldigbaar [2] . Zij verklaart het beroep ontvankelijk. Op de zitting van 16 januari 2025 heeft de rechtbank dit al aan partijen gemeld.
De inhoudelijke kant van de zaak
4. Inhoudelijk moet de rechtbank beoordelen of de minister de verlening van de subsidie heeft kunnen intrekken, omdat eiser ten onrechte heeft opgegeven dat zijn woning vóór 1 januari 2016 is opgeleverd. Ook moet de rechtbank beoordelen of de minister daarbij voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiser.
4.1
De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Ook zal zij bepalen dat de minister het griffierecht aan eiser vergoedt. Dit omdat de minister pas na de zitting van
16 januari 2025 zijn standpunt definitief heeft onderbouwd en pas op de zitting van
30 juli 2025 heeft gemotiveerd waarom de belangen van eiser niet het zwaarst kunnen wegen. Hieronder zal de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden en het verweer uitleggen waarom zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. In de bijlage staat een aantal bepalingen die voor deze zaak van belang zijn.
Wat vinden partijen?
5. Eiser voert aan dat het hem uit het verleningsbesluit van 26 augustus 2022 niet duidelijk was dat het om een voorschot ging. Verder doet hij een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Hij wijst er op dat meerdere buurtbewoners onder exact dezelfde omstandigheden dezelfde subsidie al ruim twee jaar geleden hebben ontvangen. Navraag bij die buren leert dat er op dit moment geen sprake is van een terugvordering. Als de minister van deze buren geen terugbetaling gaat eisen, ontstaat er strijd met het gelijkheidsbeginsel. Verder blijft de minister maar herhalen dat het in deze zaak gaat om een andere subsidie dan een eerdere subsidieregeling, maar de eis dat de woning vóór 1 januari 2016 moest zijn opgeleverd, is dezelfde. In beide gevallen maakt het dus niet uit welke opleveringsdatum je invult. De communicatie is over de hele linie niet goed geweest.
5.1
Verder vindt eiser het vreemd dat de enige harde eis de opleverdatum is om voorlopige goedkeuring te krijgen, omdat alle woningen dezelfde opleverdatum hebben. Het gaat continu alleen maar over de ingevulde datum en niet over de ellende die eiser en zijn gezin hebben ervaren. Door verschillende problemen rondom het aardbevingsbestendig bouwen is de woning niet in 2015 opgeleverd, maar pas eind 2016. Daardoor is er bij hen financiële en mentale schade ontstaan. Zo heeft hij de opdracht voor het plaatsen van de dakkapel moeten afzeggen, maar heeft hij daarvoor een boete van 40% van de gemaakte fabricagekosten aan de aannemer moeten betalen. De NAM heeft uiteindelijk alsnog alle kosten gedragen, maar acht maanden te laat, waardoor eiser alle subsidies misloopt. Alle berichtgeving waarnaar de minister verwijst over het voorlopige karakter van de toekenning, betreft de vorige subsidie en niet de huidige subsidieaanvraag waar deze zaak over gaat.
6. De minister heeft aangevoerd dat op 18 december 2024 de bevestiging is gekomen dat er terugvordering van de subsidie moet gaan plaatsvinden waar dat nodig is. Alle verleningen zijn gecontroleerd. Daaruit zijn tientallen gevallen naar voren gekomen waarbij er subsidie zal worden teruggevorderd. In de situatie van eiser wordt het gelijkheidsbeginsel niet geschonden. De buurtgenoten van eiser die op grond van het bouwjaar ten onrechte subsidie hebben ontvangen, zullen deze immers terug moeten betalen. De eerdere subsidie waarnaar eiser verwijst, gaat over de Interimregeling Waardevermeerdering (de Interimregeling). Dat is een andere regeling met een andere achtergrond en met andere voorwaarden. Daarom kan eiser er niet vanuit gaan dat een leveringsakte uit 2015 van de bouwkavel ook onder de Subsidieregeling voldoende zou zijn om aan de voorwaarden te voldoen. Het ligt op de weg van de subsidieaanvrager daarover duidelijk en schriftelijk uitsluitsel te verkrijgen voordat hij een aanvraag met die aanname indient. De financiële gevolgen hiervan dienen voor rekening en risico van de eiser te komen.
6.1
De subsidieverlening aan eiser heeft plaatsgevonden op grond van de informatie
die hij in zijn aanvraag heeft verstrekt, net als bij de andere wijkbewoners. Daarin heeft eiser bevestigd dat zijn woning vóór 1 januari 2016 is gebouwd en opgeleverd. Verder blijkt zowel uit de Subsidieregeling [3] als uit de beschikking tot subsidieverlening dat de subsidie nog moet worden vastgesteld en dat de betaling van € 9.524,00 een voorschot betreft. Volgens de minister kan eiser geen gerechtvaardigd beroep doen op het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel. De intrekking van de subsidieverlening en de terugvordering zijn een geschikt en noodzakelijk middel om uitsluitend de beoogde doelgroep te bereiken met rechtmatige besteding van het beschikbare subsidiegeld. Het gevolg van het besluit - de terugbetaling van de subsidie – is in de gegeven omstandigheden niet onredelijk bezwarend voor eiser. Indien gewenst kan een betalingsregeling worden getroffen. Er is ook geen schending van het evenredigheidsbeginsel. Ten slotte staat in de brief van het SNN van
18 juli 2025, met als bijlage een voornemensbrief die aan de betrokkenen is gestuurd, dat de minister nu daadwerkelijk tot terugvordering zal overgaan.
Wat vindt de rechtbank?
7. In de eerste plaats had het eiser duidelijk moeten zijn dat het in de beschikking van 26 augustus 2022 gaat om een voorschot. Er staat namelijk:
“(…) u ontvangt alvast
€ 9.524,00 aan subsidie. Het precieze bedrag stellen wij nog vast. Het bedrag wordt in ieder geval niet meer dat wat we nu berekend hebben.”Het woord “alvast” betekent dat nog geen sprake was van een definitieve toekenning van de subsidie. Eiser had hierop alert moeten zijn en eventueel bij het SNN kunnen navragen hoe het precies zat. Op de zitting van
30 juli 2025 heeft de minister er verder op gewezen dat in het dossier een opdrachtbevestiging van 6 augustus 2022 aan de aannemer voor de dakkapel zit, waaruit blijkt dat eiser zelfs vóór de aanvraag al financiële verplichtingen is aangegaan. Eiser heeft geantwoord dat hij 100% zeker weet dat hij die bevestiging pas na ontvangst van de verleningsbeschikking heeft ondertekend. De rechtbank wil die verklaring van eiser wel geloven, zodat zij dit argument van de minister niet relevant vindt.
7.1
Verder is niet in geschil dat eiser ten onrechte op zijn aanvraag heeft ingevuld dat zijn woning vóór 1 januari 2016 is opgeleverd. Hij heeft uitgelegd dat hij daar zo zijn redenen voor had. Maar op de zitting heeft de minister terecht gewezen op de betekenis van die datum, zoals die uit de toelichting bij de Subsidieregeling blijkt. Verder heeft de minister voldoende toegelicht welke de achtergrond, bedoeling en doelgroep waren van de Interimregeling en dat dus de datum 1 januari 2016 in die regeling een andere betekenis heeft [4] . Daarmee heeft de minister voldoende uitgelegd waarom destijds toch subsidieaanvragen op grond van de Interimregeling van eiser en anderen zijn gehonoreerd, ook al was bij die aanvragen ook ten onrechte de datum 1 januari 2016 ingevuld.
7.2
Ook is er geen strijd met het gelijkheidsbeginsel. Eiser voert aan dat hij ongelijk wordt behandeld vergeleken met zijn buren, die de subsidie niet hoeven terug te betalen. De rechtbank overweegt dat het gelijkheidsbeginsel, zoals genoemd in een aantal verdragen [5] , inhoudt dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld [6] . Inmiddels staat vast dat de minister voornemens heeft gestuurd aan andere wijkbewoners die de subsidie hebben gekregen, waaruit blijkt dat ook zij moeten terugbetalen. Op de zitting van 30 juli 2025 heeft de minister verklaard dat deze terugvorderingen in september 2025 hun beslag zullen krijgen en dat hoorzittingen voor eventuele bezwaarschriften staan gepland voor november 2025. In dat opzicht is er geen zicht meer op een situatie waarin eiser ongelijk wordt behandeld ten opzichte van die andere bewoners. Dat laat bovendien de mogelijkheid open dat er redenen kunnen zijn dat buurtbewoners om redenen die in het geval van eiser niet spelen, toch niet hoeven terug te betalen. Dan zijn er per definitie geen gelijke gevallen die in dezelfde omstandigheden ongelijk worden behandeld. Dat laatste geldt ook voor het argument van eiser dat er bij een buurvrouw bij haar aanvraag al een kadastercheck plaatsvond, met als gevolg een onmiddellijke afwijzing, maar dat in zijn geval het SNN pas veel later een kadastercheck heeft gedaan; daardoor is hij nog meer in de problemen gekomen. Dit daargelaten het feit dat het de standaardpraktijk en een goed recht is van de minister om op enig moment controles uit te oefenen, voordat hij subsidies definitief vaststelt.
7.3
Verder heeft de minister in zijn tweede verweerschrift voldoende gemotiveerd dat de terugvordering van eiser voldoet aan de eisen van “noodzakelijkheid”, “geschiktheid” en “evenwichtigheid”. Het is in het algemeen belang noodzakelijk om subsidiegelden die niet juist zijn besteed, terug te vorderen. Zo’n terugvordering is dus een geschikt middel. De terugvordering is ook evenwichtig, omdat eiser om een betalingsregeling kan vragen. Pas op de zitting van 30 juli 2025, waar de rechtbank hem heeft voorgehouden welke gevolgen deze procedure voor eiser heeft, heeft de minister voldoende uitgelegd waarom hij vindt dat hij de belangen van eiser voldoende heeft afgewogen. De minister heeft namelijk aangevoerd dat het vertrekpunt is dat eiser de onjuiste datum 1 januari 2016 willens en wetens heeft ingevuld, terwijl hij ook eerst bij het SNN had kunnen navragen of hij dit wel zo mocht doen. Volgens de minister zijn dan de gevolgen voor risico van eiser. Waaraan hij heeft toegevoegd dat het om een juiste besteding van grote bedragen aan algemene middelen gaat. En het zou aan mensen die géén subsidie hebben aangevraagd omdat zij niet aan de voorwaarden voldeden, niet te verkopen zijn dat eiser het subsidiebedrag wél zou mogen houden.
7.4
Hiermee heeft de minister alsnog voldoende gemotiveerd waarom het belang van eiser niet de doorslag kan geven. Maar dat heeft hij pas ruim ná het nemen van het besluit van 9 mei 2023 gedaan, wat ook geldt voor de nadere motivering die hij in zijn tweede verweerschrift heeft gegeven. Daarom heeft dat besluit een motiveringsgebrek. Het standpunt van de minister is nu wel volledig onderbouwd en eiser heeft zich daartegen schriftelijk en op de zitting van 30 juli 2025 kunnen verdedigen. De rechtbank kan zich in het standpunt van de minister vinden. Daarom kan dit gebrek worden gepasseerd [7] . Wel betekent dit dat de minister het griffierecht aan eiser moet terugbetalen.

Conclusie en gevolgen

8. De minister was bevoegd om de verleende subsidie van eiser terug te vorderen en heeft dat in redelijkheid gedaan. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De minister moet het griffierecht aan eiser terugbetalen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht € 184,00 aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van
K.D. Bosklopper, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:48
1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:
(….)
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;
(…..)
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8
1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2 De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit waartegen alleen door een of meer bepaalde belanghebbenden administratief beroep kon worden ingesteld, vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn ongebruikt is verstreken.
3 De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat aan goedkeuring is onderworpen, vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit, inhoudende de goedkeuring van dat besluit, op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
4 De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht en dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.
Artikel 6:9
1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2 Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen
Artikel 2a
1. In afwijking van artikel 2 verstrekt de minister op aanvraag subsidie voor de
kosten van een verduurzamingsmaatregel, voor onderhoud of voor verbetering aan de eigenaar van een gebouw gelegen in de postcodegebieden in de gemeenten, genoemd in het tweede lid, voor zover dat gebouw:
a. bestemd of mede bestemd is voor bewoning;
b. op of voor 6 november 2020 geen deel uitmaakt van het versterkingsprogramma;
c. is gebouwd en opgeleverd vóór 1 januari 2016, en
d. niet in eigendom is van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.

Voetnoten

1.Raadpleeg hiervoor artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit is met toepassing van artikel 6:11 van de Awb.
3.Raadpleeg hiervoor artikel 9 van de Subsidieregeling.
4.Zie pagina 13 en 14 van de Toelichting bij de Subsidieregeling (Staatscourant van 1 juni 2021, nr. 26962.
5.onder meer artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en politieke rechten.
6.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 april 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:753.
7.Dit is met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.