ECLI:NL:RBNNE:2025:3255

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
LEE 25/2233
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor realiseren van twee padelbanen op perceel Hoofdstraat 30 in Zweeloo

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 augustus 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het realiseren van twee padelbanen op het perceel Hoofdstraat 30 in Zweeloo. Verzoekster, die Camping De Knieplanden exploiteert op een nabijgelegen perceel, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning die is verleend aan tennisclub LTC Zweeloo. De voorzieningenrechter oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet voldoende gemotiveerd is wat betreft de geluidsbelasting van de padelbanen. Er is onduidelijkheid over het verblijfsklimaat voor de recreatiewoningen op de camping, en het college heeft niet adequaat ingegaan op de akoestische gevolgen van de padelbanen. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, waarbij het college wordt opgedragen om geluidsmetingen te laten verrichten en de aard van de omgeving te kwalificeren. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om de omgevingsvergunning in zijn geheel te schorsen, maar heeft wel twee voorlopige voorzieningen getroffen om duidelijkheid te verkrijgen over de geluidsaspecten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/2233
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 augustus 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam] handelend onder de naam Camping De Knieplanden, uit Zweeloo, verzoekster
(gemachtigde: mr. C. Dost),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden, het college
(gemachtigde: mr. M.A. Wijnands-Veninga).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
LTC Zweeloouit Zweeloo, de vergunninghouder
(gemachtigden: [persoon 1] en [persoon 2]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de omgevingsvergunning voor het realiseren van twee padelbanen op het perceel Hoofdstraat 30 in Zweeloo. Op dat perceel drijft de vergunninghouder een tennisclub. Verzoekster is het niet eens met die vergunning. Zij heeft daarom beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Zij voert een aantal gronden aan. Aan de hand van deze gronden beoordeelt de voorzieningenrechter de omgevingsvergunning. Ook weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het college en de vergunninghouder die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoekster af.
1.1.
De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat aanleiding bestaat om de voorlopige voorziening te treffen dat het college geluidsmetingen moet laten verrichten hangende de beroepsprocedure (voorziening 1)
.Ook moet het college de Omgevingsdienst Drenthe (Omgevingsdienst) de aard van de omgeving laten kwalificeren (voorziening 2). In overweging 7.2. worden die voorlopige voorzieningen omschreven. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om het bestreden besluit en/of de omgevingsvergunning te schorsen. Ook ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om nu op het beroep van verzoekster te beslissen. Verzoekster krijgt in deze verzoekschriftprocedure dus gelijk en het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Op 19 december 2024 heeft het college de omgevingsvergunning verleend. Hiertegen heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Ook enkele omwonenden van de tennisclub hebben tegen de omgevingsvergunning bezwaar gemaakt.
2.1.
Met het bestreden besluit van 19 mei 2025 op het bezwaar van verzoekster is het college bij de vergunningverlening gebleven. Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het beroep is bekend onder zaaknummer LEE 25/2234.
2.2.
Het college heeft op het verzoek om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op
30 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van het college en de gemachtigden van de vergunninghouder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat zijn de vaststaande feiten van deze zaak?
3. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3.1. Verzoekster drijft Camping De Knieplanden (de camping) op het perceel Hoofdstraat 2 in Zweeloo. De vergunninghouder drijft tennisclub LTC Zweeloo op het perceel Hoofdstraat 30 in Zweeloo (het perceel). Op de tennisclub zijn onder meer drie tennisbanen aanwezig.
3.2.
Op grond van het Omgevingsplan “Gemeente Coevorden” en het bijbehorende bestemmingsplan “Kernen” is de locatie van de beoogde padelbanen op het perceel bestemd voor ‘Sport’ en ‘Groen’. De wettelijke regels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
3.3.
Op 22 november 2024 heeft de vergunninghouder een aanvraag ingediend voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het aanleggen van twee padelbanen op het perceel. Die padelbanen zijn grotendeels geprojecteerd op de plek van de meest westelijke van de drie tennisbanen. Aan zowel de noord- als de zuidzijde van die tennisbaan zijn gedeelten van de padelbanen geprojecteerd op een strook grond van 3 meter lang
en 14 meter breed binnen de bestemming ‘Groen’. In het primaire besluit van 19 december 2024 heeft het college die vergunning verleend. Hiertegen hebben verzoekster en enkele omwonenden ieder afzonderlijk bezwaar gemaakt.
3.4.
Op 7 april 2025 heeft de Bezwaarschriftencommissie Gemeente Coevorden (de commissie) tijdens de behandeling van het bezwaarschrift van verzoekster het college geadviseerd om het primaire besluit van 19 december 2024 te herroepen, om een akoestisch onderzoek over de geluidsbelasting van de padelbanen uit te voeren en, indien nodig, maatwerkvoorschriften over geluid op te nemen.
3.5.
In het bestreden besluit van 19 mei 2025 op het bezwaar van verzoekster heeft het college besloten om het bezwaar van verzoekster ongegrond te verklaren en in afwijking van het commissieadvies geen akoestisch onderzoek uit te voeren, het primaire besluit niet te herroepen en geen maatwerkvoorschriften vast te stellen. In afzonderlijke besluiten op bezwaar heeft het college beslist op de bezwaren van omwonenden.
3.6.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Daarnaast heeft een omwonende van de tennisclub beroep ingesteld tegen het besluit van het college op zijn bezwaarschrift. Dat beroep is bekend onder zaaknummer LEE 25/2322.
Is er onverwijlde spoed bij een voorlopige voorziening?
4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening een belangrijke rol of er sprake is van onverwijlde spoed dat, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Gelet op wat verzoekster in haar verzoekschrift heeft aangevoerd, wat ter zitting is besproken en het feit dat de vergunninghouder al voorafgaand aan deze verzoekschriftprocedure was begonnen met het laten aanleggen van de padelbanen, acht de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk dat van een zekere spoedeisendheid sprake is.
Beslist de voorzieningenrechter ook op het beroep van verzoekster?
5. Het college verzoekt de voorzieningenrechter om ook op het beroep van verzoekster te beslissen.
5.1.
De voorzieningenrechter maakt in het onderhavige geval geen gebruik van zijn bevoegdheid – als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – om (ook) op het onderhavige beroep met zaaknummer LEE 25/2234 te beslissen.
Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek in de beroepsprocedure redelijkerwijs kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. In dit geding gaat het verzoekster om de geluidsbelasting van het gebruik van de twee padelbanen op (de recreatiewoningen op) de camping. Ter zitting is gebleken dat de padelbanen inmiddels zijn gerealiseerd en klaar zijn voor gebruik. De vergunninghouder heeft ook aangekondigd dat die banen op korte termijn zullen worden gebruikt. De voorzieningenrechter stelt vast dat die ontwikkelingen maken dat het thans mogelijk is om tijdens het gebruik van die banen geluidsmetingen te (laten) verrichten. De voorzieningenrechter verwacht dat meetresultaten en nadere analyses van die resultaten door de Omgevingsdienst en door het college kunnen bijdragen aan de beoordeling van het beroep. Daarnaast slaat de voorzieningenrechter acht op het feit dat het beroep met zaaknummer LEE 25/2322 van een omwonende van de tennisclub bij deze rechtbank aanhangig is. Ook dat beroep houdt verband met de omgevingsvergunning voor het realiseren van de padelbanen. De voorzieningenrechter acht het aangewezen dat de rechtbank beide beroepen binnen enkele maanden op zitting behandelt. Die behandeling vindt niet plaats op 14 augustus 2025, zoals eerder op zitting als mogelijkheid door de voorzieningenrechter is gesuggereerd.
Bevat het bestreden besluit een gebrek?
6. Verzoekster betoogt dat het college ten onrechte is afgeweken van het commissieadvies. Er is ten onrechte geen akoestisch onderzoek uitgevoerd en er zijn onvoldoende passende maatwerkvoorschriften opgelegd. Volgens verzoekster heeft het college onvoldoende rekening gehouden met (de belangen van (gebruikers van)) de camping en het feit dat er ten minste geluid afschermende voorzieningen nodig zijn. Het college is er ten onrechte aan voorbijgegaan dat beoordeeld moet worden of er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is ten aanzien van de recreatiewoningen en de camping [1] . Op de camping is er sprake van een situatie waarin met zekere regelmaat en gedurende lange tijd recreanten verblijven. Aan de gebruikers van de camping komt een zekere mate van bescherming tegen geluidshinder toe. Onder verwijzing naar de Handreiking Padel en Geluid Januari 2023, versie 1.0. (Handreiking) [2] stelt verzoekster dat padel een lawaaisport is en dat het geluid van padel veel afwijkt van het geluid van tennis. Het dichtstbijzijnde chalet ligt op 90 meter van de beoogde padelbanen, ruimschoots binnen de richtafstand
van 160 meter. Verzoekster meent dat de camping is gelegen in landelijk gebied. Verzoekster vreest dat vaste recreanten hun plek op de camping zullen opzeggen en dat tijdelijke gasten zullen wegblijven vanwege geluidsoverlast afkomstig van de padelbanen. Anders dan het college, acht verzoekster de aanwezigheid van een doodlopende weg en twee bosschages tussen de beoogde padelbanen en de camping niet doorslaggevend. Die weg kent weinig verkeer en de begroeiing is niet dusdanig sluitend dat deze als effectieve geluidsbarrière kan dienen. Het naast de camping gelegen zwembad is beperkt geopend en kent niet de continue geluidsproductie die wel van padelbanen afkomstig is. Volgens verzoekster kan de aanvullende toelichting van de Omgevingsdienst van 21 april 2025 niet volstaan als akoestisch onderzoek. In die toelichting is niet deugdelijk gemotiveerd wat de exacte geluidsbelasting is op de camping en in hoeverre er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd, aldus verzoekster. Verzoekster verzoekt de voorzieningenrechter om de omgevingsvergunning te schorsen tot ten minste zes weken na toezending van de uitspraak op haar beroep. Daarnaast verzoekt verzoekster de voorzieningenrechter om het gebruik van de padelbanen te verbieden op straffe van een dwangsom.
6.1.
Het college betwist dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met (de geluidsbelasting van de padelbanen op) de recreatiewoningen op de camping. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 21 juni 2024 [3] volgt dat een recreatiewoning geen geluidgevoelig object is en dat zo’n woning niet in een akoestisch onderzoek hoeft te worden betrokken. In dit geval hebben de recreatiewoningen op de camping niet alleen te maken met geluid afkomstig van de tennisclub, maar ook met geluid afkomstig van het zwembad, van de voetbalvereniging en van de manege. Ook is er verkeersgeluid vanaf de provinciale weg. Het college stelt zich op het standpunt dat daarmee sprake is van een gemengd gebied. Volgens het college is er goed gekeken naar het invloedsgebied bij de vergunninghouder. [4] Op basis van het geluidsadvies van de Omgevingsdienst van 5 december 2024 (het geluidsadvies) is een maatwerkvoorschrift aan de omgevingsvergunning verbonden, waarbij padel in de nachtperiode expliciet is uitgesloten. Meer was niet nodig. Dit is door de geluidsadviseur van de Omgevingsdienst bevestigd in de aanvullende toelichting in het e-mailbericht
van 21 april 2025 (de e-mail). De vergunninghouder heeft daarmee een omgevingsvergunning verkregen waarbij aan alle vereisten is voldaan, aldus het college.
6.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat thans niet kan worden uitgesloten dat het bestreden besluit in beroep voor vernietiging in aanmerking komt. Hij overweegt daartoe het volgende.
6.2.1.
Partijen zijn het erover eens dat de camping bedoeld is voor verblijf van recreanten in recreatiewoningen en tenten. Vaststaat dat sommige recreatiewoningen op minder dan 100 meter van één of beide padelbanen liggen. Ook zijn partijen het er over eens dat padel een sport is als bedoeld in het bestemmingsplan. Voorts zijn partijen het erover eens dat padelbanen een bepaald invloedsgebied hebben en dat rekening moet worden gehouden met bepaalde richtwaarden voor de geluidbelasting, als bedoeld in de Handreiking. Uit de Handreiking volgt dat de richtwaarden afhankelijk zijn van de aard van de omgeving (landelijk gebied/rustige woonwijk of gemengd gebied). Partijen verschillen van mening over de vraag wat de aard van de omgeving is waarin de onderhavige padelbanen zijn gelegen.
6.2.2.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en ontoereikend gemotiveerd wat betreft de geluidsbelasting door gebruik van de padelbanen. Het college is namelijk in dat besluit niet ingegaan op de vraag of met die geluidsbelasting is voorzien in een aanvaardbaar verblijfsklimaat in en nabij de recreatiemiddelen op de camping. Hoewel die recreatiemiddelen geen geluidsgevoelige objecten zijn, moet van een dergelijk verblijfsklimaat wel sprake zijn. Het college kan niet volstaan met verwijzen naar het geluidsadvies en de e-mail. In het geluidsadvies is niet ingegaan op die geluidsbelasting, nu de recreatiewoningen en andere recreatiemiddelen in dat advies geheel niet zijn meegenomen. Ook is in dat advies niet gemotiveerd waarom in dit geval volgens de Omgevingsdienst sprake is van een rustig woongebied. Niet aangegeven is hoe die kwalificatie zich in dit specifieke geval verhoudt tot de aard van de omgeving van de padelbanen. Die ongemotiveerde kwalificatie staat overigens ook haaks op het standpunt van het college ter zitting dat in dit geval sprake is van een gemengd gebied. Voorts geeft de e-mail evenmin duidelijkheid over de aard van de omgeving van de padelbanen. Hoewel de camping en recreatiewoningen wel zijn betrokken in de e-mail, staat daarin geen antwoord op de vraag of daar met gebruik van de padelbanen in akoestische zin sprake zal zijn van een aanvaardbaar verblijfsklimaat. In de ter zitting namens de vergunninghouder ingediende e-mailbericht van Van dB advies van 9 oktober 2023 ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Daargelaten dat laatstgenoemde
e-mailbericht niet door het college is betrokken in de volledige heroverweging, staat in dat bericht geen (aanvullende) informatie over de aard van de omgeving van de padelbanen dan wel een akoestische beoordeling van het verblijfsklimaat op de camping.
6.3.
Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb en
artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
Hoe weegt de voorzieningenrechter in dit geval de betrokken belangen?
7. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van de vergunninghouder en het college die pleiten tegen het treffen daarvan, als volgt.
7.1.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de padelbanen grotendeels zijn geprojecteerd binnen de bestemming ‘Sport’ en het daarvoor geldende bouwvlak. Partijen zijn het erover eens dat de padelbanen aldaar ook mogen worden gerealiseerd en gebruikt. Voorzover een deel van de padelbanen binnen de bestemming ‘Groen’ is geprojecteerd, is sprake van een relatief beperkte inbreuk op dat bestemmingsvlak en een overschrijding van de toegestane bouwhoogte met twee meter. Voorts is aannemelijk dat er, indien nodig, geluidswerende voorzieningen bij de padelbanen mogelijk zullen zijn om eventuele onevenredige geluidsoverlast voor de omgeving te voorkomen. Gelet daarop is de voorzieningenrechter er niet op voorhand van overtuigd dat de vergunde activiteit niet ruimtelijk inpasbaar is. Voor de voorzieningenrechter ligt het daarom thans niet in de rede om de omgevingsvergunning in zijn geheel te schorsen.
7.1.2.
Voorts slaat de voorzieningenrechter acht op de aard van het hiervoor genoemde onderzoeks- en motiveringsgebrek over de geluidsbelasting van het gebruik van de padelbanen. Tussen partijen bestaat er onduidelijkheid over de akoestische kwalificatie van de aard van de omgeving waarin de padelbanen zijn gelegen (is er sprake van een landelijk gebied/rustige woonwijk, of van een gemengd gebied?). Ook bestaat er onduidelijkheid over de akoestische gevolgen van het gebruik van de padelbanen voor het verblijfsklimaat op de camping en de aldaar gelegen recreatiewoningen. Onduidelijk is wat de geluidsbelasting ter plaatse van (recreatiewoningen op) de camping zal zijn en wat die belasting betekent voor het verblijfsklimaat aldaar en daarmee voor de mogelijkheden voor verzoekster om haar bedrijf uit te oefenen. In het verlengde daarvan is onduidelijk in hoeverre geluidswerende voorzieningen bij de padelbanen geluidsoverlast kunnen tegengaan en in hoeverre die voorzieningen nodig zijn. Ter zitting is gebleken dat alle partijen gebaat zijn bij het krijgen van (meer) duidelijkheid over die geluidsaspecten. Nu de padelbanen zijn gerealiseerd en in gebruik worden genomen, kan die duidelijkheid zeer waarschijnlijk middels geluidsmetingen en een akoestische analyse van de meetresultaten worden verkregen. Ter zitting heeft het college zich bereid verklaard om de Omgevingsdienst in augustus 2025 geluidsmetingen en een akoestische analyse te laten verrichten en nader te motiveren hoe het betrokken gebied in dat verband gekarakteriseerd moet worden, als het college daartoe door de voorzieningenrechter wordt opgedragen. Voor de voorzieningenrechter ligt het daarom thans niet in de rede om het gebruik van de padelbanen tijdens de behandeling van het beroep te verbieden.
7.2.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om twee voorlopige voorzieningen te treffen, te weten dat het college wordt opgedragen om de Omgevingsdienst geluidmetingen te laten verrichten tijdens het gebruik van de padelbanen (voorziening 1) en nader te motiveren hoe het gebied gekarakteriseerd moet worden (voorziening 2). De metingen moeten worden verricht op het campingterrein, op de gevels van de drie recreatiewoningen die het dichtst bij de padelbanen zijn gelegen. In de periode van 11 augustus tot en met 25 augustus 2025 moeten er meerdere metingen worden verricht, op verschillende momenten op de dag tijdens het gebruik van de padelbanen. De Omgevingsdienst moet de meetresultaten analyseren en verwerken in een rapport, waarin ook ingegaan moet worden op de aard van de omgeving van de padelbanen. De Omgevingsdienst moet dat rapport aan het college uitbrengen. Het college moet dat rapport betrekken in een verweerschrift en dat rapport samen met dat verweerschrift in de beroepsprocedure indienen. De rechtbank bepaalt daarna hoe de andere partijen op dat rapport en verweerschrift kunnen reageren en wanneer beide beroepen op zitting worden behandeld.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de twee voorlopige voorzieningen zoals hiervoor in overweging 7.2. benoemd. Het bestreden besluit van 19 mei 2025 en de omgevingsvergunning van 19 december 2024 worden thans niet geschorst en het gebruik van de padelbanen wordt thans niet verboden.
8.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet het college het griffierecht van € 194,- aan verzoekster vergoeden. Daarom krijgt verzoekster ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. Daarnaast heeft verzoekster recht op vergoeding van reiskosten voor het bijwonen van de zitting. Die reiskostenvergoeding bedraagt € 24,18 (een retourreis met het openbaar vervoer, tweede klasse, tussen Hoofdstraat 2 in Zweeloo en Guyotplein 1 in Groningen). De proceskostenvergoeding bedraagt dan in totaal € 1.838,18. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- draagt het college op om de Omgevingsdienst Drenthe geluidmetingen te
laten verrichten tijdens het gebruik van de padelbanen en daarover in de
beroepsprocedure met zaaknummer LEE 25/2234 te rapporten, zoals in overweging 7.2. omschreven (voorziening 1);
- draagt het college op om de Omgevingsdienst Drenthe gemotiveerd de aard
van de omgeving van de padelbanen te laten kwalificeren en daarover in de
beroepsprocedure met zaaknummer LEE 25/2234 te rapporten, zoals in overweging 7.2. omschreven (voorziening 2);
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 194,- aan verzoekster moet
vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.838,18 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (de Awb)
Artikel 7:121. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
Omgevingsplan “Gemeente Coevorden” (Omgevingsplan)
Artikel 22.63 Geluid: waarden voor geluidgevoelige gebouwen1. Met het oog op het voorkomen of het beperken van geluidhinder is het geluid door een activiteit op een geluidgevoelig gebouw, niet hoger dan de waarde, bedoeld in tabel 22.3.1.
Tabel 22.3.1 Waarde voor geluid op een geluidgevoelig gebouw
07.00 - 19.00 uur
19.00 - 23.00 uur
23.00 - 07.00 uur
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT als gevolg van activiteiten
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
Maximaal geluidniveau LAmax als gevolg van activiteiten
70 dB(A)
65 dB(A)
60 B(A)
2. Met het oog op het voorkomen of het beperken van geluidhinder is, in afwijking van het eerste lid, het geluid van een activiteit die wordt verricht op een Activiteitenbesluit-bedrijventerrein, op een geluidgevoelig gebouw op dat terrein, niet hoger dan de waarde, bedoeld in tabel 22.3.2.
Tabel 22.3.2 Waarde voor geluid op een geluidgevoelig gebouw gelegen op een Activiteitenbesluit-bedrijventerrein
07.00 - 19.00 uur
19.00 - 23.00 uur
23.00 - 07.00 uur
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT als gevolg van activiteiten
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
Maximaal geluidniveau LAmax als gevolg van activiteiten
75 dB(A)
70 dB(A)
65 dB(A)
3. Met het oog op het voorkomen of het beperken van geluidhinder is het geluid door een activiteit, in een geluidgevoelige ruimte binnen een in- of aanpandig geluidgevoelig gebouw, niet hoger dan de waarde, bedoeld in tabel 22.3.3.
Tabel 22.3.3 Waarde voor geluid in een geluidgevoelige ruimte binnen een in- of aanpandig geluidgevoelig gebouw
07.00 - 19.00 uur
19.00 - 23.00 uur
23.00 - 07.00 uur
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT als gevolg van activiteiten
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
Maximaal geluidniveau LAmax als gevolg van activiteiten
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
4. De in het eerste tot en met derde lid opgenomen maximale geluidniveaus LAmax zijn niet van toepassing op het laden en lossen in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur.
Artikel 22.70 Geluid: buiten beschouwing laten van geluidsbronnen1. Bij het bepalen van de geluidniveaus, bedoeld in Artikel 22.63 tot en met Artikel 22.69 en Artikel 22.71, blijft buiten beschouwing:
a. het geluid door de inzet van motorvoertuigen of helikopters voor spoedeisende medische hulpverlening, ongevallenbestrijding, brandbestrijding, gladheidbestrijding en het vrijmaken van de weg na een ongeval;
b. het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein;
c. het stemgeluid van bezoekers op het open terrein bij sport- of recreatieactiviteiten;
d. het stemgeluid van kinderen op een onverwarmd of onoverdekt terrein dat onderdeel is van een instelling voor het primair onderwijs, in de periode vanaf een uur voor aanvang van het onderwijs tot een uur na beëindiging van het onderwijs;
e. het stemgeluid van kinderen op een onverwarmd of onoverdekt terrein dat onderdeel is van een instelling voor kinderopvang;
f. het geluid voor het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of het bijwonen van godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten en lijkplechtigheden, en ook het geluid in verband met het houden van deze bijeenkomsten of plechtigheden;
g. het geluid van het traditioneel ten gehore brengen van muziek tijdens het hijsen en strijken van de nationale vlag bij zonsopkomst en zonsondergang op militaire terreinen;
h. het ten gehore brengen van muziek wegens het oefenen door militaire muziekkorpsen in de buitenlucht gedurende de dagperiode met een maximum van twee uur per week op militaire terreinen;
i. het ten gehore brengen van onversterkte muziek, behalve voor zover daarvoor bij gemeentelijke verordening regels zijn gesteld; en
j. het traditioneel schieten, bedoeld in Paragraaf 22.3.21, behalve voor zover daarvoor bij gemeentelijke verordening regels zijn gesteld.
2. Bij het bepalen van het maximale geluidniveau (LAmax), bedoeld in Artikel 22.63 tot en met Artikel 22.67 en Artikel 22.69, blijft buiten beschouwing het geluid als gevolg van:
a. het komen en gaan van bezoekers bij een activiteit waarvan horeca-, sport- of recreatieactiviteiten de kern vormen; of
b. het verrichten in de open lucht van sportactiviteiten of activiteiten die hiermee in nauw verband staan.
3. De maximale geluidniveaus (LAmax), bedoeld in Artikel 22.63 tot en met Artikel 22.69, zijn tussen 23.00 en 7.00 uur niet van toepassing op aandrijfgeluid van motorvoertuigen bij het laden en lossen als:
a. voor die activiteit het in die periode geldende maximale geluidniveau (LAmax) niet te bereiken is door het treffen van maatregelen; en
b. het niveau van het aandrijfgeluid op een afstand van 7,5 m van het motorvoertuig niet hoger is dan 65dB(A).
Bestemmingsplan “Kernen” (bestemmingsplan)
Artikel 22 Groen
22.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
en ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
een evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
met daaraan ondergeschikt:
een terras, ter plaatse van de aanduiding 'terras';
een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';
een toiletgebouw, ter plaatse van de specifieke aanduiding 'toiletgebouw';
en bij de bestemming behorende:
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
kunstobjecten.
22.2
Bouwregels
22.2.1.
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
22.2.2.
Overige bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:
a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstobjecten bedraagt ten hoogste
5,00 m;
ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ mogen geen bouwwerken opgericht worden, met uitzondering van hekwerken met een maximale hoogte van 0,50 m
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,00 m;
[…]
Artikel 32 Sport
32.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sport- en speelvelden en daarbij behorende voorzieningen zoals kleedruimten, kantines en onderhoud en beheer
en bij de bestemming behorende:
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
groenvoorzieningen;
paden en verhardingen;
parkeervoorzieningen;
verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
nutsvoorzieningen.
32.2
Bouwregels
32.2.1.
Gebouwen
Voor het bouwen gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 8,00 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze hoger is.
32.2.2.
Overige bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van lichtmasten zal ten hoogste 18,00 m bedragen;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 12,00 m bedragen.
[…]

Voetnoten

1.Verzoekster verwijst naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 8 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3040) en van 1 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1431).
2.https://www.knltb.nl/media/ewkh5i05/handreiking-padel-en-geluid-v4.pdf
4.Het college verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:316.