Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiser sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 november 2025;
- de akte uitlating bewijsopdracht met producties van [gedaagde] van 10 december 2024;
- de akte uitlating tevens akte eiswijziging van [eisende partijen] met producties van 15 januari 2025;
- de antwoordakte van [eisende partijen] van 25 februari 2025;
- de antwoordakte van [gedaagde] met producties van 25 maart 2025;
- de akte inzake uitlating producties van [eisende partijen] van 29 april 2025.
2.De beoordeling
nietsin rekening is gebracht. Dat in plaats van deze werkzaamheden een andere sparing is dichtgemaakt en dat - zoals [gedaagde] impliciet lijkt te betogen - de kosten daarvan dan eveneens € 2.469,76 excl. btw zouden hebben belopen, is door [gedaagde] niet onderbouwd, althans niet anders dan door overlegging van een whatsappbericht met een foto van een nog dicht te zetten wand. Hieruit blijkt echter niet dàt en welke werkzaamheden tegen welke kosten zijn uitgevoerd. Omdat [gedaagde] bovendien bij antwoord [7] heeft gesteld geen ‘overige timmerwerkzaamheden’ te hebben verricht zal dit verweer daarom als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. Dit brengt mee dat dat [gedaagde] voor deze post in beginsel een bedrag van € 2.998,40 incl. btw moet terugbetalen.
€ 518,00 zal worden toegewezen. Het betreft een bindende eindbeslissing waaraan de kantonrechter in beginsel is gebonden. Nu niet is gesteld of gebleken dat deze beslissing is gebaseerd op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag zal de kantonrechter voorbij gaan aan de nieuwe standpunten die partijen hierover na het tussenvonnis hebben ingenomen. Op de gevolgen van de creditering van het bedrag van € 1.600,00 zal de kantonrechter aan het eind van dit vonnis terugkomen.
‘voor een deel winst heeft gemaakt met de stukadoorswerkzaamheden’maar dat - samengevat - de werkzaamheden aan de cementdekvloer eruit zijn gehaald
‘die [gedaagde] over de gehele begane grond inclusief de bijkeuken en exclusief de hal heeft gelegd’.
€ 8.761,50 was begrepen. De kantonrechter zal deze omstandigheid afzonderlijk meenemen bij de beoordeling van het hierna te bespreken meerwerk. Daarbij zal ook worden ingegaan op vermindering van eis door [eisende partijen] ter zake van deze post in hun akte van 15 januari 2025. [13]
‘Niettemin heeft [gedaagde] die werkzaamheden uitgevoerd en de kosten daarvan niet bij [eiser sub 1] in rekening gebracht. Zij heeft de kosten voor een deel verrekend met de post ‘Overige timmerwerkzaamheden’ en het andere deel voor eigen rekening genomen.’In haar ‘Akte uitlating bewijsopdracht’ van 10 december 2024 heeft [gedaagde] vervolgens gesteld dat het meerwerk dat [gedaagde] heeft verricht
is verrekendmet de post ‘Overige timmerwerkzaamheden’ [15] en betoogd dat (slechts) het meerwerk op basis van nacalculatie in rekening kon worden gebracht. [16] Desalniettemin heeft [gedaagde] in dezelfde akte [17] ook - en voor het eerst - gesteld dat haar voor de posten ‘constructieberekening’ en ‘vloer’ nog een bedrag van € 1.751,84 zou toekomen en voor het stukadoorswerk van [klusbedrijf] en de diensten van Vloerenbedrijf [naam] nog een bedrag van in totaal (inclusief winstopslag) € 4.794,23, welke bedragen [gedaagde] dan, zo begrijpt de kantonrechter, nu opnieuw of alsnog met [eisende partijen] wil verrekenen. In haar akte van 25 maart 2025 heeft [gedaagde] ten slotte betoogd dat voor de post overige timmerwerkzaamheden niets is gerekend, maar dat wel een andere sparing is dichtgemaakt en in rekening is gebracht. Door de diverse verrekeningen zou [eisende partijen] dan niets meer toekomen.
- dagvaardingskosten: € 139,42
- griffierecht: € 706,00
- salaris gemachtigde: € 1.218,00 (3 punten x tarief € 406,00)
- nakosten: