ECLI:NL:RBNNE:2025:2906

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
24/462
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag incidentele noodvoorziening op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiser om een incidentele noodvoorziening op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn aanvraag ter hoogte van € 500,00, die door de Belastingdienst/Toeslagen is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing terecht is, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een incidentele noodvoorziening. De rechtbank legt uit dat er geen sprake is van noodzakelijke uitgaven waarvoor eiser de financiële middelen zou ontbreken. Eiser heeft een negatief saldo op zijn flexibel krediet, maar dit wordt niet gelijkgesteld aan noodzakelijke uitgaven zoals levensonderhoud of schoolvoorzieningen. De rechtbank concludeert dat er geen acute financiële noodsituatie is en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen gelijk en het bestreden besluit blijft in stand. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/462

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R. van der Pol),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. W.E. Louwerse).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om een incidentele noodvoorziening op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiser is het niet eens met de afwijzing. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een incidentele noodvoorziening ter hoogte van € 500,00 op grond van de Wht. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 9 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 december 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting 24 april 2025 aan de orde gesteld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Financiële noodsituatie
3. Eiser voert aan dat hij zich in een financiële noodsituatie bevindt. Ter onderbouwing wijst hij op het bankafschrift van de ABN AMRO van 21 januari 2024 met op 31 december 2022 een negatief saldo van zijn flexibel krediet van € 4.372,57 en op 31 december 2023 een negatief saldo van € 3.596,62. Verder wijst hij op een emailbericht van gemachtigde aan eiser van 16 november 2023 waarin door hem niet betaalde advocaatkosten, totaal € 1.476,00, zijn opgesomd.
3.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
3.2.
Gelet op artikel 2.18, eerste lid, van de Wht kan aan een aanvrager van een huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget een incidentele noodvoorziening worden verstrekt. Voor de toekenning van een incidentele noodvoorziening dient betrokkene - kort gezegd - te voldoen aan de volgende voorwaarden:
er is sprake van een acute financiële noodsituatie waarbij hij noodzakelijke uitgaven niet kan doen, zoals aangegeven in artikel 2.18, eerste lid, van de Wht en;
het is, zoals aangegeven in artikel 2.18, eerste lid, onder a, aannemelijk dat de acute financiële noodsituatie mogelijk een gevolg is van:
institutionele vooringenomenheid van de Dienst Toeslagen die voor 23 oktober 2019 heeft plaatsgevonden tijdens een onderzoek van het Combiteam Aanpak Facilitators bij de uitvoering van huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget; of
het niet toekennen van een persoonlijke betalingsregeling vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld ten aanzien van de terugvordering van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget.
3.3.
In de artikelsgewijze toelichting op artikel 2.18 van de Wht wordt toegelicht wanneer sprake is van een financiële noodsituatie en wanneer sprake is van noodzakelijke uitgaven. Bij een acute financiële noodsituatie gaat het om de situatie waarin de aanvrager niet genoeg financiële middelen heeft om noodzakelijke uitgaven te doen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan uitgaven van levensonderhoud, waaronder medicijnen. Een ander voorbeeld van noodzakelijke uitgaven zijn schoolvoorzieningen van kinderen.
3.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van het doen van noodzakelijke uitgaven waarvoor eiser de financiële middelen ontbreken. Het doen van betalingen op een flexibel krediet kan niet gelijkgesteld worden met de in de artikelsgewijze toelichting genoemde noodzakelijke uitgaven voor levensonderhoud, medicijnen of schoolvoorzieningen van kinderen. [1]
3.5.
Het door eiser overlegde bankafschrift kan niet dienen ter onderbouwing van het standpunt van eiser, nu hieruit niet blijkt dat deze schuld is ontstaan voor 23 oktober 2019, zoals bepaald in artikel 2.18, eerste lid onder a, ten eerste, van de Wht.
3.6.
Bij de rekening voor advocaatkosten is aangegeven dat eiser gebruik kan maken van een betalingsregeling. Dit betekent dat er al geen sprake kan zijn van het doen van noodzakelijke uitgaven als bedoeld in artikel 2.18 van de Wht. Bovendien zijn advocaatkosten, gelet op de toelichting op artikel 2.18 van de Wht, geen noodzakelijke uitgaven, zoals uitgaven voor levensonderhoud, medicijnen en schoolvoorzieningen van kinderen. Ook zijn de kosten niet gemaakt voor 23 oktober 2019, zoals bepaald in artikel 2.18, eerste lid onder a, ten eerste, van de Wht.
3.7.
Omdat geen sprake is van een acute financiële noodsituatie, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de acute financiële noodsituatie het gevolg is van vooringenomen handelen door verweerder.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet hersteloperatie toeslagen
Artikel 2.18. Incidentele noodvoorziening voor aanvrager huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget
1.De Belastingdienst/Toeslagen kan een incidentele noodvoorziening toekennen aan een aanvrager van een huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget die zich in een acute financiële noodsituatie bevindt waardoor hij noodzakelijke uitgaven niet kan doen, indien:
a.aannemelijk is dat de acute financiële noodsituatie mogelijk een gevolg is van:
1°.institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen die voor 23 oktober 2019 heeft plaatsgevonden tijdens een onderzoek van het Combiteam Aanpak Facilitators bij de uitvoering van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget; of
2°.het niet toekennen van een persoonlijke betalingsregeling of het weigeren van een buitengerechtelijke schuldregeling vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van hemzelf of zijn partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget; en
b.hij zich kenbaar heeft gemaakt bij de Belastingdienst/Toeslagen als iemand die mogelijk aanspraak maakt op een tegemoetkoming als gevolg van een situatie als bedoeld in onderdeel a, onder 1° of 2°.
2.Een aanvrager komt niet in aanmerking voor een incidentele noodvoorziening, indien hij geen recht heeft op de huurtoeslag, zorgtoeslag of het kindgebonden budget en hij dit wist of redelijkerwijze behoorde te weten.

Voetnoten

1.Artikelsgewijze toelichting op de Wht, p. 20.